In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat zijn gezin in Nederland verblijft en dat de aanvraag inhoudelijk behandeld moest worden op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat verweerder onvoldoende had onderzocht of het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon worden toegepast, gezien de recente informatie over de opvangcapaciteit in Italië. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de kinderen van eiser onvoldoende waren meegewogen in de besluitvorming van verweerder. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eiser en zijn kinderen in acht moeten worden genomen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.