ECLI:NL:RBDHA:2023:7790
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wiebes, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Talsma, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Italië als verantwoordelijk land is aangewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar zijn leeftijd en de omstandigheden in Italië.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de aanvraag heeft afgewezen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat zijn geboortedatum onjuist is geregistreerd en dat er geen schouw heeft plaatsgevonden om zijn minderjarigheid vast te stellen. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft onderbouwd waarom de registratie in Italië als juist moet worden beschouwd en dat er geen schouw heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de geldende instructies.
Daarnaast heeft eiser gesteld dat hij risico loopt op indirect refoulement en dat hij bijzonder kwetsbaar is door psychische klachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met de mensenrechten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten zijn vergoed.