Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , eiseres,V-nummer: [V-nummer 1] ,
geboren op [geboortedatum 1 minderjarige 1] 2019,
V-nummer [V-nummer 2]
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Uit het voorgaande onder 5.2.1. blijkt dat eiseres dat in zekere mate heeft gedaan. Dat heeft de staatssecretaris ook erkend, omdat hij de gestelde schaamte in het voordeel van eiseres meeweegt. De staatssecretaris vindt echter dat eiseres met name ongerijmd heeft verklaard over haar angst voor betrapping na de seksuele voorlichting in 2006. Zij zou namelijk enerzijds verklaard hebben dat zij in 2006 al zoende en knuffelde met meisjes, terwijl zij anderzijds pas in 2007 met [persoon B] voor het eerst seksueel actief zou zijn geweest. Eiseres stelt echter terecht dat haar angst voor betrapping vooral zou hebben gezien op het feit dat zij meisjes aantrekkelijk vond en dat zij bang was dat anderen dat doorhadden. Dit volgt ook uit de onder 5.2.1 weergegeven verklaring in het aanvullend gehoor. Anders dan de staatssecretaris stelt, heeft eiseres de ontdekking van haar seksuele gerichtheid en de daaropvolgende angst voor betrapping niet zelf gekoppeld aan het zoenen en knuffelen met meisjes. Uit de gehoren in samenhang bezien blijkt namelijk duidelijk dat eiseres in 2006 tot het besef zou zijn gekomen dat zij lesbisch was, waarna zij in 2007 met [persoon B] voor het eerst is gaan zoenen en knuffelen. De staatssecretaris heeft – gelet op die samenhang – onvoldoende gemotiveerd waarom hij zoveel waarde hecht aan de algemene vraag wat eiseres met meisjes deed, waarop eiseres het algemene antwoord heeft gegeven wat zij met een meisje deed als zij haar aantrekkelijk vond (nader gehoor, p. 6). Dit klemt temeer nu niet is uitgesloten dat eiseres met haar antwoord niet doelde op de ontdekking van haar seksuele gerichtheid in 2006.
relatie met [persoon B]heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres algemeen en oppervlakkig heeft verklaard. Eiseres heeft wel verklaard over gemeenschappelijke hobby’s, interesses en activiteiten zoals het schrijven van gedichten en het zingen van liedjes voor [persoon B] , maar – ondanks doorvragen – niet gedetailleerd over de gevoelens van eiseres voor haar. Op de vraag wat eiseres aantrekkelijk aan [persoon B] vond, heeft eiseres bijvoorbeeld verklaard dat [persoon B] hard werkt, zorgzaam, rustig en lief is, en te vertrouwen is (nader gehoor, p. 10, aanvullend gehoor, p. 9-10). De staatssecretaris heeft erop kunnen wijzen dat de verklaringen niet duiden op méér dan een vriendschappelijke relatie. De stellingen van eiseres dat zij minderjarig was toen zij een relatie met [persoon B] had, dat zij in een beperkende omgeving van de kostschool verkeerde, en dat zij in een homofobe omgeving verkeerde, laten onverlet dat zij bij een liefdesrelatie ook over haar gevoelens zou moeten kunnen verklaren.
relatie met [persoon C]heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet consistent kan verklaren over wanneer de relatie begon. Aanvankelijk heeft eiseres verklaard dat de relatie in 2009 begon (aanmeldgehoor, p. 9). Uit de context van de vragen in het gehoor blijkt duidelijk dat hier naar het begin van de gestelde liefdesrelatie is gevraagd. In de correcties en aanvullingen op het aanvullend gehoor (p. 1 en 2) heeft eiseres vervolgens echter aangegeven dat de relatie pas in 2011 begon. In de zienswijze heeft eiseres dit vervolgens weer proberen te onderscheiden in het moment van vriendschap (2009), de liefdesverklaring (2010), en het begin van de romantische relatie (2011). De staatssecretaris heeft dit niet hoeven volgen, alleen al omdat eiseres dit onderscheid zelf niet zo sterk heeft gemaakt.
relatie met de man [persoon E]heeft de staatssecretaris het ongerijmd kunnen vinden dat eiseres heeft verklaard dat hij “de man [is] waar ik nu mee ben” (nader gehoor, p. 8). De enkele stelling in de correcties en aanvullingen dat zij dit niet heeft gezegd, volgt de rechtbank niet. De staatssecretaris kon voornoemde verklaring ongerijmd vinden omdat eiseres ook heeft verklaard dat zij juist is gevlucht voor [persoon E] en dat zij sinds haar vertrek uit Uganda niets meer van hem heeft gehoord (nader gehoor, p. 15). Dat deze relatie met [persoon E] niet affectief was, zoals de staatssecretaris ter zitting erkent, doet aan voornoemde ongerijmdheid niet af.
Conclusie en gevolgen
.Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.