ECLI:NL:RVS:2022:2487
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 25 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 17 mei 2021 opnieuw afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hagg, had tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 15 juli 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
In de uitspraak van de voorzieningenrechter werd ingegaan op de grieven van de vreemdeling, waaronder de klacht dat de rechtbank de stukken en foto’s die de vreemdeling had overgelegd niet had betrokken bij haar beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de rechtbank de stukken niet had betrokken, de staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd waarom deze stukken niet afdoen aan het geloofwaardigheidsoordeel. De voorzieningenrechter bevestigde dat het zwaartepunt bij de beoordeling van lhbti-zaken ligt bij het persoonlijke verhaal van de vreemdeling.
De overige grieven van de vreemdeling leidden ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.