ECLI:NL:RVS:2022:2487

Raad van State

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
202204792/1/V2 en 202204792/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening

Op 25 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 17 mei 2021 opnieuw afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hagg, had tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 15 juli 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In de uitspraak van de voorzieningenrechter werd ingegaan op de grieven van de vreemdeling, waaronder de klacht dat de rechtbank de stukken en foto’s die de vreemdeling had overgelegd niet had betrokken bij haar beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de rechtbank de stukken niet had betrokken, de staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd waarom deze stukken niet afdoen aan het geloofwaardigheidsoordeel. De voorzieningenrechter bevestigde dat het zwaartepunt bij de beoordeling van lhbti-zaken ligt bij het persoonlijke verhaal van de vreemdeling.

De overige grieven van de vreemdeling leidden ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202204792/1/V2 en 202204792/2/V2.
Datum uitspraak: 25 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 15 juli 2022 in zaak nr. NL21.9193 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.
Bij uitspraak van 15 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hagg, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in zijn vierde grief terecht dat de rechtbank ten onrechte bij haar toetsing van het standpunt van de staatssecretaris over de gestelde seksuele geaardheid van de vreemdeling niet de stukken en foto’s heeft betrokken die de vreemdeling op 10 oktober 2021 en op 15 juni 2022 in beroep heeft overgelegd.
1.1.    Hoewel de klacht terecht is voorgedragen, leidt deze niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De rechtbank heeft weliswaar de stukken en foto's niet kenbaar in haar toetsing betrokken, maar heeft niettemin terecht overwogen dat de staatssecretaris niet ten onrechte het gestelde asielrelaas ongeloofwaardig acht. De staatssecretaris heeft in zijn verweerschrift van 13 januari 2022 namelijk deugdelijk gemotiveerd waarom de stukken en foto’s die de vreemdeling op 10 oktober 2021 heeft overgelegd niet afdoen aan zijn geloofwaardigheidsoordeel. Verder ligt bij de beoordeling van lhbti-zaken het zwaartepunt bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen met betrekking tot zijn gestelde seksuele geaardheid (uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885, onder 6.3). Omdat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat de vreemdeling hierover onvoldoende heeft verklaard, kunnen de enkele foto’s die de vreemdeling op 15 juni 2022 heeft overgelegd niet afdoen aan het geloofwaardigheidsoordeel van de staatssecretaris.
2.       Wat de vreemdeling in zijn overige grieven aanvoert, leidt ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de overige grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2022
936