ECLI:NL:RBDHA:2023:6746
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslaglegging op AOW-pensioen en de beoordeling van de geldigheid door de bestuursrechter
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiser, woonachtig in [woonplaats], was het niet eens met de beslaglegging op zijn AOW-pensioen door Yards Deurwaardersdiensten, die op basis van een vordering van € 33,35 een bedrag van € 683,31 op zijn pensioen had ingehouden. Eiser stelde dat de beslaglegging was gebaseerd op onjuiste gegevens en dat de verweerder geen onderzoek had verricht naar de juistheid van de beslaglegging.
De rechtbank oordeelde dat het niet aan de verweerder of de bestuursrechter was om de geldigheid van het beslag te beoordelen. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), die stelt dat bezwaren over een beslag aan de burgerlijke rechter voorgelegd moeten worden. De bestuursrechter moet de betalingsbeslissing van het bestuursorgaan toetsen aan de hand van het gelegde beslag, zonder de rechtmatigheid van het beslag zelf te beoordelen.
De rechtbank concludeerde dat de verweerder binnen de grenzen van het beslag had gehandeld en dat de beroepsgrond van eiser, dat verweerder geen onderzoek had verricht, niet kon slagen. Ook de claim van eiser dat verweerder de Wet bescherming persoonsgegevens had overtreden, werd verworpen, omdat de verplichting om informatie te verstrekken aan de beslaglegger voortvloeit uit de wet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslaglegging op het AOW-pensioen van eiser rechtmatig was.