Overwegingen
1. Eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1967. Op 20 mei 2022 heeft zij een aanvraag ingediend voor afgifte van een visum voor kort verblijf voor familiebezoek in Nederland van 25 mei 2022 tot 9 juli 2022. Eiseres is getrouwd met referent. Zij wilde het huwelijk van een dochter van referent in Nederland bijwonen.
2. Bij het primaire besluit van 1 juni 2022 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verweerder heeft in het primaire besluit overwogen dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet voldoende zijn aangetoond en dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen om Nederland vóór het verstrijken van het visum weer te verlaten.In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres hiertegen kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat niet meer wordt getwijfeld aan de gestelde relatie tussen referent en eiseres. Voor het overige wordt het primaire besluit gehandhaafd.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe het volgende aan. De motivering van de afwijzingsgrond over het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf is pas kenbaar geworden bij het bestreden besluit. Verweerder heeft dan ook in strijd gehandeld met artikel 3:2 van de Awb, omdat hij ten onrechte geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de eerder door eiseres gevoerde mvv-procedure voordat hij op het bezwaar heeft beslist. In bezwaar is verder al aangevoerd wat het doel en de omstandigheden van het beoogde verblijf zijn.Daarnaast wil eiseres naar Nederland komen om referent te begeleiden, nu referent soms in Nederland wil zijn omdat twee van zijn in Nederland woonachtige dochters gezondheidsproblemen hebben. Ter onderbouwing heeft eiseres verschillende documenten overgelegd.Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt verder dat verweerder de afwijzingsgrond over de twijfel omtrent terugkeer naar Marokko betrekt bij de twijfel over het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf. Hierdoor is sprake van maar één voorwaarde waar niet aan wordt voldaan, namelijk of eiseres tijdig zal terugkeren. De vaststelling van de geringe sociale en economische binding van eiseres met Marokko is daarnaast niet doorslaggevend voor de verlening van een visum voor kort verblijf.Verder dient verweerder betekenis toe te kennen aan de omstandigheid dat referent kan worden aangemerkt als betrouwbare referent.Dit vormt een extra waarborg dat eiseres tijdig zal terugkeren.Ter zitting heeft eiseres verder verduidelijkt dat zij betwist dat er geen sociale binding tussen haar en Marokko bestaat. Zij heeft een zoon van 26 jaar oud die in Marokko woonachtig is.
Ten slotte stelt eiseres dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, onder ii, van de Visumcodewordt een visum geweigerd indien de aanvrager het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. Op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Visumcode wordt een visum geweigerd indien er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.
5. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden ten tijde van het bestreden besluit (ex tunc-toetsing). Uit het arrest Koushkaki van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013 volgt dat verweerder bij het onderzoek van een visumaanvraag bij de beoordeling van de relevante feiten over een ruime beoordelingsmarge beschikt om te bepalen of een van de in artikel 32, eerste lid, van de Visumcode vermelde gronden voor weigering van een visum aan de aanvrager kan worden tegengeworpen.
6. Verweerder heeft redelijkerwijs kunnen overwegen dat eiseres geen economische binding met Marokko heeft. Verweerder heeft in dit verband terecht geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij beschikt over een regelmatig en voldoende inkomen om in haar levensonderhoud in Marokko te voorzien. Ter zitting heeft eiseres daarnaast meegedeeld dat zij geen werk heeft en afhankelijk is van het pensioen van referent om in haar levensonderhoud te voorzien.
7. Verweerder heeft verder redelijkerwijs kunnen overwegen dat eiseres haar sociale binding met Marokko onvoldoende heeft aangetoond. Uit de stelling dat een meerderjarige zoon van eiseres in Marokko woont, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een sterke sociale binding van eiseres met Marokko aan te nemen. Daarbij komt dat eiseres verweerders stelling dat eiseres geen zorg heeft voor anderen in Marokko, dan wel dat zij andere zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen heeft in Marokko niet heeft bestreden. Ter zitting heeft eiseres bovendien bevestigd dat haar meerderjarige zoon voor zichzelf kan zorgen. Verweerder heeft daarnaast kunnen opmerken dat is gebleken van een sterkere sociale binding van eiseres met Nederland dan tussen eiseres en Marokko, nu eiseres gehuwd is met referent en familie van referent woonachtig is in Nederland. Tevens heeft eiseres verweerders stelling niet betwist dat zij drie zussen en broers heeft die in Nederland en België wonen. Daarbij komt dat eiseres niet heeft betwist dat zij een sterkere band met Nederland dan met Marokko heeft.
8. De onvoldoende (gebleken) binding met Marokko heeft verweerder op voorhand kunnen doen twijfelen aan de tijdige terugkeer van eiseres naar Marokko. Het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 19 december 2013 slaagt niet omdat dit geen vergelijkbaar geval is met de situatie van eiseres. Anders dan in die uitspraak, heeft verweerder in het geval van eiseres bij zijn beoordeling niet alleen rekening gehouden met de binding van eiseres met Marokko, maar ook met de sterkere binding van eiseres met Nederland. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft betwist dat referent een betrouwbare referent is. Dit heeft echter geen gevolgen voor de eerder vastgestelde geringe economische en sociale binding van eiseres met Marokko en de sterkere binding van eiseres met Nederland.
9. Nu verweerder redelijkerwijs heeft kunnen twijfelen aan de intentie van eiseres om na afloop van de opgegeven verblijfsduur terug te keren naar Marokko, heeft verweerder vervolgens ook kunnen concluderen dat daarmee twijfel bestaat over het verblijfsdoel van eiseres in Nederland. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiseres eerder een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf heeft ingediend en heeft uitgesproken in de toekomst definitief in Nederland te willen blijven. Dat eiseres in beroep heeft gesteld, en daarover stukken heeft overgelegd, dat zij ook naar Nederland komt om referent te begeleiden vanwege de gezondheidstoestand van zijn twee dochters kan, gelet op de ex tunc-toetsing, niet door de rechtbank worden betrokken bij het beroep.
10. Verweerder heeft dan ook kunnen concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond is en heeft geen reden hoeven zien om eiseres te horen. Aan eiseres is in bezwaar de gelegenheid geboden om haar visumaanvraag nader te onderbouwen. Daarvoor heeft verweerder aan eiseres een ‘Vragenlijst visumaanvraag’ toegezonden. Deze vragenlijst bevat een toelichting over welke bewijsstukken moeten worden overgelegd. Op grond van wat namens eiseres in bezwaar is aangevoerd over de sociale en economische binding van eiseres met Marokko en de daaruit af te leiden twijfel over haar tijdige terugkeer, was het meteen duidelijk dat het bezwaar niet kon leiden tot een andere uitkomst dan die van het primaire besluit. Het beroep van eiseres op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022 gaat daarom niet op.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.