Overwegingen
1. Eiser, van Marokkaanse danwel gestelde Algerijnse nationaliteit, is geboren op [geboortedatum 1] 1998 of [geboortedatum 2] 1989 (verklaring op bewaringszitting).
De gronden van de maatregel
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht
Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld; 4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser alle zware en lichte gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd heeft betwist. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat hij de lichte gronden onder 4e en 4f niet langer handhaaft.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is de feitelijke juistheid van de gronden 3a en 3b voldoende gemotiveerd. Dat eiser Nederland op 19 november 2016 niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, kan hem, anders dan eiser stelt, wel worden tegengeworpen. Niet is gebleken dat hij in de tussentijd de Europese Unie heeft verlaten. De gronden onder 3a en 3b kunnen de maatregel dragen.1 Al om die reden treft de beroepsgrond geen doel en behoeven de geschilpunten over de overige gronden geen bespreking meer.
5. Eiser voert aan dat verweerder niet aan zijn inspanningsverplichting heeft gedaan tijdens de strafrechtelijke detentie van eiser.
6. Dit betoog slaagt niet. Verweerder voorkomt zoveel mogelijk dat een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf na het beëindigen van een strafrechtelijke detentie in bewaring wordt gesteld. Op verweerder rust een inspanningsverplichting om zo mogelijk al tijdens de strafrechtelijke detentie vertrekhandelingen te verrichten. In het geval van eiser zijn er vóór zijn inbewaringstelling daadwerkelijke vertrekhandelingen geweest: op 17 juli 2023 en op 26 oktober 2023 hebben vertrekgesprekken met eiser plaatsgevonden, op 20 juli 2023 is de laissez-passer (lp) aanvraag doorgezonden aan de Marokkaanse autoriteiten en op 8 augustus 2023, 1 september 2023, 21 september 2023 en 12 oktober 2023 is er gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank ziet daarom – in samenhang met wat hieronder in overweging 7 is besproken geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet aan de inspanningsverplichting heeft voldaan.
7. Eiser voert verder aan dat er geen zicht op uitzetting is, omdat er twijfel bestaat over zijn nationaliteit en identiteit. Zo heeft hij verklaard dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en er is geen zicht op uitzetting naar Algerije.
8. De rechtbank oordeelt als volgt. In het kader van de uitzetting van eiser is een aanvraag ingediend voor een lp bij de Marokkaanse autoriteiten. In het vertrekgesprek van 17 juli 2023 heeft eiser zelf verklaard dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en een kopie van zijn Marokkaanse paspoort heeft. Eiser heeft op geen enkele wijze zijn stelling dat hij uit Algerije komt onderbouwd. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat verweerder ten onrechte uitgaat van de Marokkaanse nationaliteit. Dat maakt dat de lp- aanvraag ook terecht is ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat er aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt.
9. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring, omdat hij al meer dan 20 maanden in (strafrechtelijke) detentie verblijft. Bovendien wil hij graag naar Duitsland, omdat zijn vrouw en zoon in daar wonen.
10. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Dat eiser lange tijd in strafrechtelijke detentie heeft gezeten doet hier niets aan af. De strafrechtelijke detentie staat los van de maatregel van bewaring. Ook dat eiser graag naar Duitsland wil verandert de situatie niet. Eiser heeft niet aangetoond dat hij verblijfsrecht heeft in Duitsland en daar mag zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de persoonlijke omstandigheden van eiser geen aanleiding geven om te volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is,2 is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.