ECLI:NL:RBDHA:2023:6589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen door te vroege ingebrekestelling
In deze zaak hebben eisers op 26 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen, die op 9 juli 2022 zijn ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eisers hebben hun asielaanvragen ingediend op 9 juli 2022, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 9 januari 2023 eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de beslistermijn pas op 9 oktober 2023 eindigt. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 10 januari 2023 te vroeg is ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
De rechtbank heeft eerder in uitspraken van 21 maart 2023 geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie die de verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. De rechtbank ziet geen reden om van dit oordeel af te wijken. Daarom verklaart de rechtbank de beroepen van eisers niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.