ECLI:NL:RBDHA:2022:13901
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak met Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Eritrese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat Italië niet voldoet aan de verplichtingen onder het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft de zaak behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen.
De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de goede behandeling van asielzoekers in Italië. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft geen asielaanvraag ingediend in Italië en heeft geen persoonlijke ervaring met de asielprocedure daar.
De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om te oordelen dat de overdracht aan Italië een onevenredige hardheid oplevert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.