5.1In beroep is tevens verzocht om immateriële schadevergoeding wegens onrechtmatige besluitvorming door verweerder. De rechtbank oordeelt dat eiseres ook ten aanzien van dit verzoek om schadevergoeding belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden.
Proceskostenvergoeding in bezwaar
6. Ter beoordeling ligt voor of eiseres in aanmerking komt voor een vergoeding van de proceskosten in bezwaar, vanwege de onrechtmatigheid van het primaire besluit, waarin de aanvraag van eiseres voor een visum kort verblijf is afgewezen. Redengevend voor deze afwijzing was dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar reis naar Nederland onvoldoende had aangetoond én dat gerede twijfel bij verweerder was ontstaan over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de Europese Unie vóór het verlopen van de geldigheidsduur van het visum te verlaten.
7. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het primaire besluit stelt de rechtbank voorop dat de in artikel 32, eerste lid, van de Visumcodegenoemde weigeringsgronden ieder afzonderlijk voldoende zijn om een aanvraag voor een visum kort verblijf af te wijzen. Uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Visumcode volgt dat een visum wordt geweigerd als er redelijke twijfel bestaat over het voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Het ligt daarom op de weg van de aanvrager (in dit geval eiseres) om het voornemen om tijdig terug te keren naar het land van herkomst of bestendig verblijf met objectieve bewijsmiddelen aannemelijk te maken. Bij beantwoording van de vraag of aannemelijk is dat de aanvrager het voornemen heeft om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum, mag verweerder het criterium van sociale en economische binding hanteren. Bij het onderzoek of er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvrager van het visum tot tijdige terugkeer, komt verweerder - volgens vaste rechtspraakvan het Hof van Justitie van de Europese Unie - een ruime beoordelingsruimte toe. De rechter kan dit oordeel van verweerder daarom slechts terughoudend toetsen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het bestreden besluit op goede gronden op het standpunt gesteld dat de sociale en economische binding van eiseres met Thailand niet zo sterk is, dat een tijdige terugkeer van eiseres aannemelijk is. Zoals hiervoor onder 7. is aangegeven, lag het op de weg van eiseres om het voornemen om tijdig terug te keren naar Thailand door middel van objectieve bewijsmiddelen aannemelijk te maken. Ten aanzien van de sociale binding heeft verweerder terecht geconcludeerd dat uit de overgelegde stukken in bezwaar niet gebleken is dat eiseres de zorg draagt voor directe familieleden of dat eiseres zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen heeft die haar dwingen tijdig naar Thailand terug te keren. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit terecht geconcludeerd dat eiseres geen economische binding met Thailand heeft. Eiseres stelt als zelfstandig masseuse te werken, maar heeft niet met objectieve en verifieerbare bewijsstukken aangetoond of, en hoeveel, inkomen zij met deze bedrijfsactiviteiten genereert. Nu bovendien uit de overgelegde bankafschriften niet afgeleid kan worden dat de geldstortingen inkomsten van een werkgever zijn, heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat onvoldoende sprake is van economische binding met Thailand. De aangeboden borgsom door referent doet aan dat oordeel niet af.
Alles bij elkaar in samenhang bezien heeft verweerder op goede gronden geoordeeld dat in de bezwaarfase redelijke twijfel bestond over de tijdige terugkeer van eiseres naar Thailand.
9. Tot slot oordeelt de rechtbank dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Van het horen in bezwaar mag pas worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. In dit geval doet een dergelijke situatie zich voor. Eiseres heeft in bezwaar onvoldoende ingebracht om de gerede twijfel van verweerder aan de tijdige terugkeer van eiseres naar Thailand te weerleggen. Zoals blijkt uit het bestreden besluit heeft eiseres in bezwaar geen stukken overgelegd die de economische en sociale binding van eiseres met Thailand voldoende kunnen aantonen. Gelet op de bezwaargronden en de overgelegde stukken heeft verweerder mogen concluderen, dat redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat deze niet tot een ander besluit zouden leiden. Het beroep op de aangehaalde uitspraak van de hoogste vreemdelingenrechtermaakt dit oordeel niet anders, nu deze uitspraak ziet op de hoorplicht in zaken waar artikel 8 van het EVRM een rol speelt. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het beroep op de uitspraak van de zittingsplaats Utrechtdoet ook niet aan dit oordeel af, omdat – anders dan in de aangehaalde zaak – niet gebleken is van zodanige inspanningen van eiseres om informatie te verkrijgen dat van een begin van bewijslevering gesproken kan worden. Eiseres heeft in bezwaar enkel niet onderbouwde stellingen en het formulier ‘vragen visumaanvraag’ ingebracht. Verweerder heeft dit onvoldoende mogen vinden om aanleiding te zien voor een hoorzitting, nu het aan eiseres is om een begin van bewijslevering te maken en de hoorzitting niet bedoeld is om het totale gebrek daaraan te herstellen.
10. Nu de voorwaarden van artikel 32 van de Visumcode dwingende weigeringsgronden betreffen, die elk apart de weigering van het visum kunnen dragen, dient het beroep alleen hierom al ongegrond verklaard te worden. De overige beroepsgronden kunnen niet tot een andere uitkomst leiden en behoeven daarom geen verdere bespreking. Het primaire besluit is niet onrechtmatig. Voor een proceskostenvergoeding in bezwaar bestaat dan ook geen grond.
11. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor toekenning van immateriële schadevergoeding ook geen grond.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling in beroep bestaat geen aanleiding.