Overwegingen
1. Eiseres heeft de Algerijnse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1988. Zij woont in Algerije. Zij wil naar Nederland om referent, [naam] , te bezoeken. Eiseres stelt dat zij en referent naar islamitisch recht getrouwd zijn en dat zij nu in Nederland willen
trouwen. Daarnaast wil eiseres kennismaken met de Nederlandse samenleving om vervolgens een keuze te kunnen maken of zij zich hier in de toekomst wil vestigen.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op drie afwijzingsgronden. Ten eerste zijn het reisdoel en de verblijfsomstandigheden onvoldoende aangetoond. Eiseres heeft de gestelde relatie met referent onvoldoende onderbouwd met bewijsmiddelen. Uit de stukken blijkt namelijk niet hoe lang eiseres en referent elkaar kennen, hoe ze elkaar hebben ontmoet en hoe zij contact met elkaar onderhouden. Ten tweede is onvoldoende aannemelijk dat eiseres weer tijdig terugkeert naar Algerije. Ze heeft onvoldoende sociale binding. Zij stelt bij haar ouders te wonen en zorg voor hen te dragen. Niet blijkt echter dat zij
hulpbehoevend zijn. Haar sociale binding met Nederland wordt hoger ingeschat, omdat referent daar woont. Doordat eiseres een baan heeft in Algerije heeft ze wel economische binding daar. Dit weegt echter niet op tegen het ontbreken van sociale binding. Ten derde is niet gebleken dat eiseres of referent over voldoende middelen van bestaan beschikken om in de kosten van het verblijf van eiseres te voorzien.
3. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte in bezwaar heeft afgezien van een hoorzitting. Uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)1 en een nieuw informatiebericht van verweerder2 kan worden afgeleid dat de ruimte om af te zien van een hoorzitting in bezwaar beperkt is. Die ruimte ziet eiseres hier niet. Bij een hoorzitting zouden vragen kunnen worden gesteld over haar financiële situatie, haar relatie met referent en tijdige terugkeer. Daarbij is ook van belang dat verweerder aan de ene kant stelt dat de relatie tussen eiseres en referent niet aannemelijk is gemaakt, maar deze relatie aan de andere kant wel tegenwerpt bij de beoordeling van de sociale binding. Verder voert eiseres aan dat in het informatiebericht staat dat als verweerder de zaak als kennelijk ongegrond wil afdoen, overleg dient plaats te vinden met gemachtigde. Dit overleg heeft niet plaatsgevonden. Eiseres betoogt daarnaast dat zij wel het doel en de omstandigheden van het verblijf heeft aangetoond, dat zij wel voldoende sociale en economische binding met Algerije heeft, en dat zij voldoende middelen heeft om in Nederland te verblijven.
4. In artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een bestuursorgaan belanghebbenden in de gelegenheid moet stellen om te worden gehoord voordat op het bezwaar is beslist. Van het horen van een belanghebbende kan alleen om redenen genoemd in artikel 7:3 van de Awb worden afgezien, waaronder het geval dat het bezwaar kennelijk ongegrond is.
5. Op 6 juli 2022 heeft de Afdeling een (overzichts)uitspraak gedaan over de hoorplicht in vreemdelingenzaken.3 Volgens de Afdeling kan alleen van horen worden afgezien als op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het aangevoerde in bezwaar niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat. Daarbij wijst de Afdeling erop dat volgens de wetgever het horen een essentieel onderdeel is van de
bezwaarprocedure en dat de gronden waarop van horen kan worden afgezien terughoudend moeten worden toegepast.
6. De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat verweerder daarom niet van horen heeft mogen afzien. Verweerder heeft dat op zitting ook erkend. Hierbij is onder meer van belang dat eiseres inspanningen heeft verricht om bepaalde stukken te krijgen, en ook in bezwaar nog verschillende stukken heeft overgelegd. Uit de uitspraak van de Afdeling volgt dat hoe meer inspanningen iemand heeft verricht om stukken te verkrijgen en hierover heeft gecommuniceerd met verweerder, hoe meer het in de rede ligt hem of haar uit te nodigen voor een hoorzitting. Dat eiseres nog niet alle relevante informatie en bewijsstukken heeft overgelegd die verweerder aan haar heeft gevraagd maakt dat niet anders. Uit de uitspraak van de Afdeling blijkt immers dat ook in die situatie gehoord moet worden, omdat er veel omstandigheden denkbaar zijn die meebrengen dat een vreemdeling niet alle verzochte informatie kan overleggen. Een gehoor kan dan ook juist uitkomst bieden om ontbrekende informatie boven tafel te krijgen. Het beroep is dan ook gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
7. Verweerder heeft op de zitting gesteld dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven, omdat het gebrek in beroep is hersteld. Verweerder heeft namelijk eiseres in de beroepsfase bij brief (nogmaals) in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in te dienen. Volgens verweerder kan dit als een alternatief voor een hoorzitting worden gezien, onder meer omdat het in visumzaken belangrijk is dat stukken worden overgelegd.
8. De rechtbank gaat hier niet in mee. De rechtbank is van oordeel dat het schriftelijk uitnodigen om bepaalde stukken te overleggen niet gelijkgesteld kan worden met het houden van een hoorzitting. Dat zoals verweerder heeft aangevoerd op een hoorzitting geen objectief verifieerbare informatie kan worden ingebracht terwijl verweerder dat juist belangrijk vindt voor de beoordeling, maakt dat niet anders. Als er volgens verweerder onvoldoende informatie en bewijsstukken zijn overgelegd, kan horen in bezwaar juist uitkomst bieden om ontbrekende informatie boven tafel te krijgen of om duidelijkheid te verkrijgen over de redenen voor het ontbreken van informatie.
9. Verweerder heeft op zitting vragen gesteld over waarom er geen huwelijkscontract is van het islamitische huwelijk, waarom uit de stempels in het paspoort van referent niet blijkt dat hij de afgelopen jaren Algerije heeft bezocht en waarom de oude gespreksgeschiedenis tussen eiseres en referent niet is opgevraagd. Dit zijn juist vragen die bij een hoorzitting aan de orde kunnen komen. Daarnaast kan een hoorzitting het doel dienen dat de vreemdeling zijn visie op de zaak geeft en een toelichting geeft op de mee te wegen belangen. De rechtbank concludeert dus dat het gebrek in beroep niet hersteld is, en dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven.
10. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank niet ingaan op de andere gronden die eiseres naar voren heeft gebracht over de afwijzingsgronden die verweerder heeft tegengeworpen. Een hoorzitting is er juist voor bedoeld om duidelijkheid te krijgen over deze punten. Hierbij merkt de rechtbank nog wel op dat verweerder op zitting heeft aangegeven het middelenvereiste niet langer tegen te werpen. Hier hoeft dus niet meer over gehoord te worden.
11. De conclusie is dat het beroep gegrond is vanwege strijd met artikel 3:2 van de Awb (het zorgvuldigheidsvereiste) en artikel 7:2 van de Awb (de hoorplicht in bezwaar). Dat betekent dat de zaak weer in de bezwaarfase terechtkomt en dat verweerder alsnog een hoorzitting moet organiseren. De rechtbank ziet daarom geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. Ook past de rechtbank niet de bestuurlijke lus toe, omdat dat geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De rechtbank draagt verweerder op om opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen en daarbij rekening te houden met deze uitspraak.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Eiseres krijgt daarnaast een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt