In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring is opgelegd op 28 januari 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had eerder, op 15 februari 2023, de rechtmatigheid van deze maatregel getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 10 februari 2023 rechtmatig was. De rechtbank heeft nu ambtshalve getoetst of de maatregel nog steeds voldoet aan de eisen van het Unierecht, nu er een lange termijn is verstreken zonder dat eiser beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel.
Tijdens de zitting op 26 april 2023 heeft de rechtbank de beroepsgronden van eiser behandeld. Eiser stelde dat er onvoldoende zicht op uitzetting was en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende actief was in het proces, met meerdere vertrekgesprekken en schriftelijke rappellen aan de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat er op dit moment geen redenen zijn om aan te nemen dat de Marokkaanse autoriteiten niet kunnen of willen overgaan tot afgifte van een laissez-passer voor eiser. Bovendien bleek uit de verslagen dat eiser niet volledig meewerkte aan zijn terugkeer, wat zijn situatie bemoeilijkte.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is gebleven en dat er geen aanleiding is om deze op te heffen of schadevergoeding toe te kennen aan eiser. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.