ECLI:NL:RBDHA:2023:6082
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring
Op 6 januari 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het vorige onderzoek op 10 maart 2023. De rechtbank moet nu beoordelen of de maatregel sindsdien nog rechtmatig is. Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko meer is, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanknopingspunten zijn voor dit standpunt. De Marokkaanse autoriteiten hebben niet aangegeven niet mee te werken aan de afgifte van een laissez-passer. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat er nog steeds zicht op uitzetting is.
De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn uitzetting en dat de duur van de inbewaringstelling op het moment van het sluiten van het onderzoek nog geen vier maanden was. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.