8.3Het is eveneens vaste rechtspraak dat voor de vaststelling van schade (of schade is geleden en zo ja in welke omvang) zoveel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht.
9. De onrechtmatige besluiten behelzen financiële verplichtingen van het Uwv jegens verzoeker. Hieruit volgt dat de door verzoeker gestelde schade voortvloeit uit vertraging in de voldoening van een geldsom. Vast staat dat het Uwv de ZW-uitkering over het tijdvak vanaf 28 september 2015 heeft nabetaald en dat het Uwv de wettelijke rente aan verzoeker heeft vergoed. De berekening van de uitkering en van de wettelijke rente is tussen partijen niet in geschil.
10. Uit artikel 4:98, eerste lid, van de Awb volgt dat vertraging in de voldoening van een geldsom de verschuldigdheid van wettelijke rente tot gevolg heeft, overeenkomstig de artikelen 6:119, eerste en tweede lid en 6:120, eerste lid, van het BW. Naar vaste rechtspraak brengt de strekking van artikel 6:119, eerste lid, van het BW mee dat de daarin gefixeerde hoogte van de schade niet opzij kan worden gezet op de grond dat de rechthebbende meer schade heeft geleden dan overeenkomt met de wettelijke rente.Met de vergoeding van de wettelijke rente door het Uwv wordt dan ook in beginsel alle schade die is ontstaan door vertraging in de voldoening van (een) geldsom(men) geacht te zijn voldaan.
11. De rechtbank volgt verzoeker niet in zijn standpunt dat in dit geval sprake is van afzonderlijke schade door een zelfstandige onrechtmatige daad, los van de vertraging in de uitbetaling van de ZW-uitkering. Het schadetoebrengend handelen is in dit geval, ook volgens verzoekers eigen stellingen, uitsluitend gelegen in het onrechtmatige besluit van het Uwv van 23 november 2015 en de later ingetrokken besluiten van 4 maart 2016 en 10 juli 2017 en de als gevolg daarvan te late uitbetaling van de ZW-uitkering. Het betoog van verzoeker dat het Uwv los van de vertraging in de uitbetaling van de ZW-uitkering onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, slaagt dan ook niet.
12. Reeds hierom dient het verzoek om vergoeding van de gestelde schade die zou zijn voortgevloeid uit studievertraging (al dan niet nader onderbouwd als zijnde inkomstenderving dan wel schoolgeld), te worden afgewezen.
13. De vraag of er voldoende causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige besluitvorming van het Uwv en de gestelde materiële schade (bestaande in studievertraging) hoeft gelet op het voorgaande niet te worden beantwoord. Desalniettemin overweegt de rechtbank ten overvloede daarover dat de bewijslast met betrekking tot het causaal verband tussen de onrechtmatige besluiten en de gestelde schade bij verzoeker ligt. Hij moet dus aannemelijk maken dat deze schade zich niet zou hebben voorgedaan als de onrechtmatige besluiten niet waren genomen en het Uwv meteen een rechtmatig besluit over de verdere aanspraak op ZW-uitkering had genomen. In die bewijslast slaagt verzoeker niet. Verzoeker heeft geenszins aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van de onrechtmatige besluitvorming (te rekenen vanaf het besluit van 23 november 2015 tot de datum van het gecorrigeerde besluit van 14 januari 2019) zijn vwo-opleiding niet heeft kunnen voortzetten en daarmee een studievertraging van 4 jaar heeft opgelopen. Om te beginnen zit tussen beide besluiten niet een periode van vier jaar, doch van iets meer dan drie jaar. Daarbij komt dat verzoeker op 23 november 2015 om andere redenen dan de onrechtmatige besluitvorming voor het schooljaar 2015/2016 al niet bij Luzac was ingeschreven. Verder heeft verzoeker wel gesteld, maar niet met stukken onderbouwd dat privéonderwijs bij Luzac voor hem de enige optie was. Voorts is niet bewezen dat verzoeker in de tussengelegen jaren als gevolg van het te laat betalen van de ZW-uitkering geen onderwijs kon volgen. Hij heeft immers volgens zijn eigen stellingen in 2017 een bedrag van € 4.000,- besteed aan een thuisstudie. Dat de ROC’s in Leiden en Dordrecht verzoeker niet konden toelaten, waarover hij een tweetal e-mails heeft overgelegd, betekent niet dat hij niet aan het VAVO in Den Haag (ROC Mondriaan) onderwijs kon volgen. De VAVO-decaan van het Da Vinci College te Dordrecht schreef op 17 januari 2017 namelijk aan verzoeker dat hij was aangewezen op het VAVO van het Mondriaan College.
14. Het verzoek zal worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding wegens studievertraging bestaat geen aanleiding.