ECLI:NL:RBDHA:2023:57
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bodemprocedure inzake aanvraag Nederlands paspoort en verlies van Nederlanderschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de aanvraag van eiser, een Turkse burger, om een Nederlands paspoort. Eiser had zijn aanvraag op 10 juni 2021 ingediend bij het Nederlands Consulaat in Turkije, maar de minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn Nederlanderschap op 1 april 2013 van rechtswege heeft verloren, omdat hij sinds 8 september 1998 zijn hoofdverblijf in Turkije had en zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit bezat. Dit verlies van Nederlanderschap is in overeenstemming met artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Eiser was zich niet bewust van het verval van zijn Nederlanderschap en stelde dat hij niet adequaat was voorgelicht door de Nederlandse autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de eiser zelf was om zich te laten informeren over de gevolgen van zijn verblijf in het buitenland voor zijn nationaliteit.
De rechtbank heeft ook de evenredigheidstoets uitgevoerd, zoals vereist door het Tjebbes-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank concludeerde dat het verlies van het Nederlanderschap niet in strijd was met het Unierecht en dat eiser geen gebruik maakte van zijn uit het Unieburgerschap voortvloeiende rechten op het moment van het verlies. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake was van een beschermenswaardige uitoefening van het familie- of gezinsleven op het moment van het verlies van zijn Nederlanderschap. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.