ECLI:NL:RBDHA:2023:563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
NL22.24704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Italië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 januari 2023, wordt de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan op basis van de Dublinverordening. Eiser betoogt dat Nederland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan ten aanzien van Italië, verwijzend naar een 'circular letter' van het Italiaanse ministerie van Binnenlandse Zaken van 5 december 2022, waarin wordt verzocht om overdrachten aan Italië tijdelijk op te schorten. De rechtbank oordeelt echter dat deze 'circular letter' geen structurele tekortkomingen in de opvang in Italië aantoont, maar slechts een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel betreft. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat Italië nog steeds als verantwoordelijke lidstaat kan worden aangemerkt, en dat de overdracht van eiser aan Italië in beginsel mogelijk blijft zodra het beletsel is opgeheven.

De rechtbank wijst erop dat de bindende overdrachtstermijnen in de Dublinverordening waarborgen dat onzekerheid over de overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling bij overdracht aan Italië. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een overdracht aan Italië zouden uitsluiten. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag niet in behandeling hoeft te nemen en eiser mag overdragen aan Italië.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24704

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: D. Gökcan).

Procesverloop

1. Bij besluit van 1 december 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is verschenen. Eiser heeft telefonisch aan de zitting deelgenomen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet op tijd gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
Mag de staatssecretaris voor Italië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5.1.
Eiser betoogt dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De staatssecretaris onderschat de situatie in Italië. Eiser wijst ter onderbouwing op het AIDA “Country Report: Italy” (update 2021) en op de “circular letter” van het Italiaanse ministerie van Binnenlandse Zaken van 5 december 2022, waarmee dat ministerie lidstaten verzoekt overdrachten aan Italië tijdelijk op te schorten. Uit de “circular letter” blijkt dat Italië geen opvangmogelijkheden heeft, zodat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is ook niet duidelijk hoe lang dit nog duurt. Eiser wijst ook op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 29 december 2022 [1] waarin de “circular letter” is betrokken en op een brief van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) waarin de Afdeling vragen aan de staatssecretaris voorlegt over de “circular letter”. Eiser wijst ter onderbouwing verder op verschillende nieuwsberichten [2] , waaruit blijkt dat de politieke verhoudingen in Italië ten nadele van vreemdelingen zijn veranderd en Italië haar verdragsverplichtingen tegenover vreemdelingen in het algemeen niet nakomt. Ook voert eiser aan dat hij vanwege zijn eerdere verblijfsstatus en detentie indirect een reëel risico loopt om te worden uitgezet naar Nigeria, waardoor zijn overdracht in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
5.2.
De rechtbank volgt dit betoog niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat uit recente rechtspraak van de Afdeling volgt dat voor Italië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. [3] Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt ook dat het AIDA-rapport waarnaar eiser verwijst niet een wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Italië dan de informatie die de Afdeling in zijn eerdere uitspraken heeft meegewogen. [4]
5.3.
De informatie in de “circular letter” leidt niet tot een ander oordeel. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat het in het bestreden besluit gaat om de vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat. Het feit dat de overdracht van eiser door deze opschorting op dit moment niet kan worden uitgevoerd betreft een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel dat de vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig maakt en dat er niet aan in de weg staat dat, als dat beletsel is opgeheven, de vreemdeling in beginsel alsnog kan worden overgedragen. [5] In de “circular letter” staat namelijk:
“(…) This is to inform you that due to suddenly appeared technical reasons related to unavailability of reception facilities Member States are requested to temporarily suspend transfers to Italy from tomorrow, with the exception of family reunification of unaccompanied minors. (…)”
Uit deze tekst blijkt niet dat er sprake is van een structurele tekortkoming in de opvangvoorzieningen, maar juist van het tijdelijk niet beschikbaar zijn van opvangvoorzieningen. De rechtbank ziet hierin geen reden om de bewijslast dat voor Italië op dit moment mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, bij de staatssecretaris te leggen. Verder wordt met de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening gewaarborgd dat onzekerheid over overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. [6] Als de opschorting van de Dublinoverdracht door Italië langer duurt dan de overdrachtstermijn, zal de staatssecretaris de asielaanvraag van de vreemdeling namelijk alsnog inhoudelijk moeten behandelen. Dat de Afdeling de staatssecretaris in een ándere zaak vragen heeft voorgelegd over de “circular letter” van 5 december 2022 doet aan het voorgaande niet af, nu daaruit niet kan worden afgeleid dat de “circular letter” volgens de Afdeling een besluit zoals dat in deze zaak voorligt, onrechtmatig is.
5.4.
Het persoonlijk relaas van eiser biedt ook geen concrete aanknopingspunten waaruit blijkt dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië kan worden uitgegaan. Eiser is niet eerder als Dublinclaimant aan Italië overgedragen. Hij kan dus niet uit eigen ervaring verklaren over hoe het is om als Dublinclaimant in Italië te verblijven. Hij heeft uitsluitend in Italië in detentie gezeten en heeft daarover verklaard dat de omstandigheden “wel oké” waren. Verder geldt dat niet is gebleken dat eiser zich, bij voorkomende problemen in Italië (bijvoorbeeld met betrekking tot het verkrijgen van opvang en/of rechtsbijstand), niet doeltreffend kan beklagen bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten. Ook is niet gebleken dat eiser niet opnieuw asiel aan kan vragen in Italië. Eiser heeft verklaard dat zijn verzoek om verlenging van zijn verblijfsdocument is afgewezen, maar ook dat hij daartegen geen beroep heeft ingesteld en dat hem nooit is medegedeeld dat hij zou moeten terugkeren naar zijn land van herkomst. Er is dan ook niet gebleken dat eiser een reëel risico loopt om te worden uitgezet naar Nigeria, waardoor zijn overdracht in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
5.5.
De staatssecretaris heeft in de gewijzigde politieke verhoudingen in Italië ook geen aanleiding hoeven zien om aan te nemen dat eiser bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. De nieuwsberichten die eiser heeft ingebracht, zijn daarvoor onvoldoende. In het bericht dat is gepubliceerd op www.europa-nu.nl staat, voor zover hier van belang, uitsluitend dat Giorgia Meloni afstevent op winst in de Italiaanse verkiezingen en dat ze heeft beloofd “de tienduizenden migranten tegen te houden die elk jaar aan de Italiaanse kust arriveren”. In de NOS-berichten en het bericht van RTL Nieuws wordt gemeld dat Italië migranten die via de zee Italië bereiken, weigert. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij, als hij vanuit Nederland aan Italië wordt overgedragen, in Italië het risico loopt geconfronteerd te worden met dergelijke omstandigheden.
5.6.
De staatssecretaris heeft zich daarom met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt mogen stellen dat ervan kan worden uitgegaan dat Italië haar internationale verplichtingen nakomt. De beroepsgrond slaagt niet.
Wordt eiser door het bestreden besluit onevenredig hard getroffen?
6.1.
Eiser betoogt dat hij onevenredig hard wordt getroffen door het bestreden besluit. Hij stelt zich op het standpunt dat het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel zich verzet tegen overdracht aan Italië, omdat Italië actief aangeeft uitsluitend medisch kwetsbare asielzoekers terug te nemen. Eiser voert verder aan dat hij zelfs een tijdelijke humanitaire vergunning heeft gehad en om bescherming heeft gevraagd, maar deze bescherming (uiteindelijk) toch niet is verleend. Ook heeft hij ondanks een ingediende asielaanvraag geen opvang gekregen, maar is hij zelfs gedetineerd geweest.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in redelijkheid kunnen beslissen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Italië. Daarbij is van belang dat eiser, zoals onder 5.4 al is overwogen, weliswaar heeft verklaard dat zijn verzoek in Italië om verlenging van zijn verblijfsdocument is afgewezen, maar ook dat hij daartegen geen beroep heeft ingesteld en dat hem nooit is medegedeeld dat hij zou moeten terugkeren naar zijn land van herkomst. Ook valt zonder nadere toelichting of onderbouwing, en die ontbreekt, niet in te zien dat het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel zich tegen overdracht aan Italië verzet omdat Italië actief zou aangeven uitsluitend medisch kwetsbare asielzoekers terug te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en eiser mag overdragen aan Italië. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.“Giorgia Meloni stevent af op winst in Italiaanse verkiezingen en wil rechtse regering vormen” via europa-nu.nl van 26 september 2022; “Groot deel migranten op hulpschip toch toegelaten in Italië” via nos.nl van 6 november 2022; “Meer duidelijkheid voor hulpschepen vol migranten bij Italiaanse kust” via nos.nl van 8 november 2022; en “Italië weigert op zee geredde migranten: 'Dit is buitengewoon schrijnend'” via www.rtlnieuws.nl van 8 november 2022.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:38), 19 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:881), en 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:986).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2497, rechtsoverweging 1.1.
5.De rechtbank wijst ter vergelijking op de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1032) en 30 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2580), over de “circular letter” met betrekking tot het coronavirus. De Afdeling overwoog dat sprake was van een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel dat de vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig maakt. Deze rechtbank en zittingsplaats komt hiermee tot een ander oordeel dan deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, in de uitspraak van 29 december 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5701.
6.De rechtbank wijst ter vergelijking op de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1520), over de aankondiging door Roemenië om alle Dublinoverdrachten op te schorten vanwege de grote toestroom van vluchtelingen door de oorlog in Oekraïne.