Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
MR. [curator 1]in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[bedrijf 1] B.V., te [plaats 1] ,
MR. [curator 2]in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[bedrijf 1] B.V., te [plaats 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 juni 2021, met producties 1 t/m 32;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 19;
- het tussenvonnis van 13 juli 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de nader ingezonden producties 33 t/m 39 van de curatoren;
- de nader ingezonden producties 20 t/m 28 van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling gehouden op 11 oktober 2022. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde.
2.De feiten
concreteafspraken hierover plaats gevonden, omdat volharding in het handhaven van beider voorwaarden het zaken doen niet meer tot de mogelijkheden zou behoren. Zover mijn kennis strekt, zijn er ook geen documenten hierover opgemaakt. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
ontvankelijkheid
beroep op artikel 37 Fw
de facturen van [bedrijf 1]
shipmentnummer (nummer 9) en de datum (6 februari 2014) op beide paklijsten komen met elkaar overeen. Tegen deze achtergrond en gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] het transport zelf verzorgde en de (eind)verantwoordelijkheid daarvan dus bij haar ligt, stelt de rechtbank vast dat de materialen van factuur P100027 aan [gedaagde] zijn geleverd. [gedaagde] heeft in reactie op de producties van de curatoren immers niets aangevoerd waaruit het tegendeel volgt. [gedaagde] heeft weliswaar aangeboden om ter zake getuigen te horen, maar zij heeft niet concreet gemaakt wat zij daaromtrent kunnen verklaren, zodat dit aanbod wordt gepasseerd. Deze factuur van € 5.200,- dient [gedaagde] dus aan [bedrijf 1] te voldoen.
shipmentnummers (nummers 6, 7 en 8) en de data (13 december 2013 en 6 februari 2014) op de paklijsten van [bedrijf 1] en [gedaagde] zijn ook hetzelfde. Gelet hierop en ook op de omstandigheid dat [gedaagde] het transport zelf verzorgde en de (eind)verantwoordelijkheid daarvan dus bij haar ligt, stelt de rechtbank vast dat de materialen van de facturen I204192, I204283 en P100028 aan [gedaagde] zijn geleverd. [gedaagde] dient deze facturen volledig aan [bedrijf 1] te voldoen.
shipments 1 t/m 6, die zijn gefactureerd op factuur I204197 overeenkomen met de materialen op de paklijsten van [gedaagde] . Volgens de factuur zijn de materialen geladen in week 50 van 2013 en dat komt overeen met de data op de paklijsten van [gedaagde] (11, 12 en 13 december 2013). Gelet hierop en ook op de omstandigheid dat [gedaagde] het transport zelf verzorgde en de (eind)verantwoordelijkheid daarvan dus bij haar ligt gaat de rechtbank ervan uit dat de materialen die met factuur I204197 zijn gefactureerd aan [gedaagde] , zijn geleverd.
shipment 9, die zijn gefactureerd op factuur I204286, overeenkomen met de materialen op de paklijst van [gedaagde] van 10 januari 2014. Deze datum komt overeen met de datum op de factuur, namelijk week 2 van 2014. Gelet ook op de eigen verantwoordelijkheid van [gedaagde] , gaat de rechtbank uit van de juistheid van de stelling van de curatoren dat deze materialen aan [gedaagde] zijn geleverd. Van
shipments 7 en 8, die ook op dezelfde factuur staan, hebben de curatoren eveneens paklijsten en foto’s overgelegd. Nu zij niet de betreffende paklijsten van [gedaagde] hebben overgelegd, kan hier geen vergelijking mee worden gemaakt. Tussen partijen is niet in geschil dat de software Priva die op de paklijst van
shipment 8staat, niet aan [gedaagde] is geleverd. Ten aanzien van de overige materialen op de paklijsten van [bedrijf 1] kan de rechtbank, gelet op de betwisting van [gedaagde] , niet vaststellen of deze materialen aan [gedaagde] zijn geleverd. De paklijsten van [bedrijf 1] en de daarbij gevoegde foto’s zijn - zonder andere aanknopingspunten - onvoldoende. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de materialen die zijn gefactureerd op factuur I204286 slechts voor wat betreft
shipment 9aan [gedaagde] zijn geleverd, zodat zij slechts dat deel aan [bedrijf 1] verschuldigd is.
shipment 10aan [gedaagde] zijn geleverd. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] ter zake had dat wel op hun weg gelegen. De curatoren hebben hun stellingen ter zake onvoldoende (nader) onderbouwd. Dat [gedaagde] de betreffende factuur voor wat betreft de materialen aan [bedrijf 1] verschuldigd is, kan dus niet worden aangenomen.
compensatie [project7] (restant)
tussenconclusie
verrekening?
“Betaling vindt plaats zonder inhoudingen of verrekening, voor zover niet anders is overeengekomen, binnen 2 weken na de datum van de betreffende factuur.”
Op alle transacties waarbij [bedrijf 3] b.v. als koper van zaken en/of van diensten optreedt, zijn de inkoopvoorwaarden van toepassing zoals gedeponeerd onder nr. 27217083 bij de Kamer van Koophandel Haaglanden te 's-Gravenhage. Deze zijn tevens terug te vinden op [e-mailadres] ”.De opdrachtbevestigingen van [bedrijf 1] dateren van 15 augustus 2013. Op de laatste pagina van de orderbevestigingen is onder meer vermeld:
“Tevens zijn op al onze leveringen de A.L.I.B. voorwaarden van 2007 van toepassing, welke wij u op verzoek zullen doen toekomen.”De curatoren stellen zich weliswaar op het standpunt dat de toepasselijkheid van de ALIB 2007 blijkt uit haar opdrachtbevestigingen, maar hierbij miskennen de curatoren dat aan de opdrachtbevestigingen voorafgingen de inkooporders van [gedaagde] met een (standaard)verwijzing naar haar eigen inkoopvoorwaarden. Voor zover de opdrachtbevestiging van [bedrijf 1] in de visie van de curatoren als een aanbod van [bedrijf 1] moet worden aangemerkt, is de verwijzing in dit aanbod niet aan te merken als een eerste verwijzing, zoals de curatoren stellen, maar als een tweede verwijzing waarbij niet tevens de toepasselijkheid van de inkoopvoorwaarden van [gedaagde] van de hand is gewezen. Reeds om die reden kan niet worden aangenomen dat partijen de toepasselijkheid van de ALIB 2007 voor de projecten [project1] en [project2] zijn overeengekomen. Ten aanzien van deze projecten komt de curatoren dus geen beroep toe op het verrekenverbod in de ALIB 2007 (zie 4.39).
“Tevens zijn op al onze leveringen de A.L.I.B. voorwaarden van 2007 van toepassing, welke wij u op verzoek zullen doen toekomen.”De ALIB 2007 zijn bij de opdrachtbevestiging bijgevoegd. Op 22 oktober 2013 heeft [gedaagde] een inkooporder aan [bedrijf 1] gestuurd en de opdracht aan haar bevestigd. Daarbij heeft zij niet geprotesteerd tegen de toepasselijkheid van de ALIB 2007 en evenmin een verwijzing naar eigen algemene voorwaarden gedaan. Tegen deze achtergrond moet het ervoor worden gehouden dat [bedrijf 1] met haar opdrachtbevestiging op 21 oktober 2013 een aanbod heeft gedaan dat door [gedaagde] op 22 oktober 2013 is aanvaard. De ALIB 2007 zijn hiermee van toepassing verklaard op het project [project3] . Dit heeft tot gevolg dat de curatoren zich ten aanzien van dit project kunnen beroepen op het verrekenverbod in artikel 14 lid 5 van de ALIB 2007 (zie 4.39).
conclusie
wettelijke handelsrente
buitengerechtelijke incassokosten (vordering II)
proceskosten (vordering III)
5.290,00(2,0 punten × tarief € 2.645,00)