ECLI:NL:RBDHA:2023:2801

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
NL23.5540
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en rechtmatig verblijf in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 februari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het onderzoek op 28 februari 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring heeft opgelegd omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft de gronden voor de maatregel niet betwist, en de rechtbank concludeert dat deze gronden voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst of hij elders rechtmatig verblijf heeft, maar de rechtbank stelt vast dat uit de gegevens van verweerder blijkt dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in België of elders.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat verweerder een lichter middel had moeten opleggen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet is gedaan. De rechtbank heeft geen onregelmatigheden vastgesteld bij de toepassing van de maatregel van bewaring en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5540

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend het beroep schriftelijk te behandelen. De rechtbank heeft het onderzoek op 28 februari 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2002 en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat in het belang van de openbare orde er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vb [2] , als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden waarop de maatregel berust niet heeft betwist. De onbetwiste gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en deze kunnen de maatregel van bewaring reeds dragen.
Rechtmatig verblijf
4. Eiser stelt in de gronden van beroep dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst of eiser elders rechtmatig verblijf heeft, nu hij een vriendin in België heeft.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder gelet op artikel 106a van de Vw gezichtsopnamen en vingerafdrukken heeft (af)genomen van eiser. Hiermee heeft verweerder eisers gegevens nagetrokken en hieruit is niet gebleken dat eiser rechtmatig verblijf heeft in België of elders. Ook is niet gebleken dat eiser (eerder) in België een asielaanvraag heeft ingediend. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit het verslag vertrekgesprek van 27 februari 2023 blijkt dat eiser een vriendin heeft in Nederland en niet in België.
Lichter middel
6. Verder stelt eiser dat verweerder deugdelijk had moeten motiveren waarom hij geen lichter middel heeft opgelegd.
7. Gelet op de gronden van de maatregel, is een risico op onttrekking echter gegeven. Verweerder heeft verder in de maatregel voldoende gemotiveerd waarom eisers persoonlijke en medische omstandigheden niet leiden tot het opleggen van een lichter middel. Verweerder had dan ook niet hoeven volstaan met een lichter middel.
Ambtshalve toets
8. De rechtbank overweegt ten slotte dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen, [3] geen onregelmatigheden heeft vastgesteld bij de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring die leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingenbesluit.
3.Zoals is bevestigd door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C704/20 en C-39/21.