ECLI:NL:RBDHA:2023:4976

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
AMS 21/3611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van eiseres tegen niet-ontvankelijk verklaring van de staatssecretaris inzake asielvergunningen en belanghebbendheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar verzoek om asielgerelateerde besluiten te herzien. De staatssecretaris had geoordeeld dat eiseres geen belanghebbende was, omdat haar verzoek niet door een belanghebbende was gedaan. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft dit beroep gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet kon worden aangemerkt als belanghebbende, omdat haar doelstellingen te algemeen waren en niet specifiek gericht op de asielzaken in kwestie. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat artikel 1 van het Genocideverdrag geen rechtstreekse werking heeft in deze context. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de staatssecretaris te verplichten om dossiers over te leggen of een deskundige te benoemen, gezien het feit dat eiseres geen belanghebbende is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/3611
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 8 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

( [gem. eiseres] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Sidler).

Procesverloop

Met een brief van 11 april 2021 heeft de eiseres (verder: [eiseres] ) verzocht om:
van twee nader aangeduide asielzoekers te vorderen dat zij medewerking verlenen aan hun uitzetting;
te bepalen dat zij onmiddellijk Nederland moeten verlaten;
hen uit te zetten;
hen ongewenst te verklaren.
Met een brief van 30 april 2021 heeft verweerder (verder: staatssecretaris) geoordeeld dat de brief van 11 april 2021 geen aanvraag is, omdat deze niet door een belanghebbende is gedaan.
Met een brief van 1 mei 2021 heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen deze brief en ook bezwaar gemaakt tegen de door de staatssecretaris verleende asielvergunningen aan de twee asielzoekers.
De staatssecretaris heeft dit bezwaar bij besluit van 20 mei 2021 (het bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard, omdat [eiseres] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft dit beroep bij uitspraak van 18 februari 2022 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van griffierecht. [1]
Met een uitspraak van 21 september 2022 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het verzet gegrond verklaard. [2] Daarmee is de uitspraak van 18 februari 2022 vervallen en het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2023. [eiseres] is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt in deze zaak het beroep van [eiseres] aan de hand van de argumenten die zij heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, voor zover tegen de besluiten direct beroep openstond. De rechtbank verklaart het beroep voor het overige ongegrond. De reden is dat [eiseres] geen belanghebbende is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen, maar gaat eerst nog in op een aantal procedurele punten.
Procedurele punten
3. [eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen de verlening van een verblijfsvergunning asiel aan twee asielzoekers. Zij heeft ter identificatie van de besluiten verwezen naar een uitspraak van de Afdeling [3] van 6 oktober 2020 [4] die volgens haar betrekking heeft op deze asielzoekers. De staatssecretaris heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat [eiseres] volgens hem geen belanghebbende is.
4. De rechtbank stelt vast dat het bezwaar is gericht tegen het verlenen van asielvergunningen. De staatssecretaris heeft bevestigd dat in de zaken waar het [eiseres] om gaat, asielvergunningen zijn verleend. Dat betekent dat direct beroep had moeten worden ingesteld. De staatssecretaris had het bezwaarschrift daarom in zoverre als beroepsschrift moeten doorsturen aan de rechtbank. Voor deze zaak betekent dit het volgende. De rechtbank zal het bezwaarschrift op dit punt aanmerken als beroepschrift. De beslissing op bezwaar zal de rechtbank daarom op dit punt aanmerken als een verweerschrift en het beroepschrift als een nadere onderbouwing van het standpunt van [eiseres] .
5. Daarnaast staat tegen het oordeel van de staatssecretaris in zijn brief van 30 april 2021 over verzoek 2 uit de brief van 11 april 2021 ook direct beroep open, zodat daarvoor hetzelfde geldt.
Is [eiseres] belanghebbende?
6. In het beroep over de verzoeken uit de brief van 11 april 2021 en het beroep tegen de asielvergunningen staat centraal of [eiseres] belanghebbende is. Alleen dan komt de rechtbank namelijk aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep toe. [5]
7. [eiseres] betoogt dat zij een rechtstreeks belang heeft. Etnische, raciale, nationale en godsdienstige groepen zijn namelijk volgens [eiseres] onder het Genocideverdrag [6] beschermd tegen (gedeeltelijke) vernietiging. Deze (gedeeltelijke) vernietiging kan een (bewust) gevolg zijn van gevoerd beleid ten aanzien van verblijfsrechten. Dit beleid is in strijd met het Genocideverdrag.
8. Voor de vraag of [eiseres] belanghebbende is, is bepalend of zij krachtens haar statutaire doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij de asielbesluiten en de in de brief van 11 april 2021 genoemde verzoeken betrokken algemeen belang in het bijzonder behartigt. [7] Het moet gaan om een voldoende specifiek algemeen belang, gelet op het gestelde vereiste dat de rechtspersoon die belangen ‘in het bijzonder’ behartigt. [8]
9. Het doel van [eiseres] staat vermeld in de oprichtingsakte. De rechtbank verwijst voor het doel naar de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
10. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de doelstellingen zeer ruim en algemeen omschreven. De doelstelling is territoriaal of geografisch niet begrensd en niet blijkt waar het doel zich specifiek op richt. Dat betekent dat er hogere eisen worden gesteld aan de aard en de omvang van de feitelijke werkzaamheden. Daarbij moet de rechtbank kijken naar de werkzaamheden die zijn verricht ten tijde van het bestreden besluit, dus op 20 mei 2021.
11. [eiseres] heeft ter zitting toegelicht dat haar feitelijke werkzaamheden in deze periode bestaan uit lobbywerkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee niet onderbouwd dat [eiseres] met deze activiteiten een doel nastreeft dat haar tot belanghebbende maakt bij de besluiten die de staatssecretaris heeft genomen over de verleende asielvergunningen en de in de brief van 11 april 2021 genoemde verzoeken.
12. [eiseres] heeft ter zitting aangevoerd dat zij niettemin als belanghebbende dient te worden aangemerkt. Zij vindt dat artikel 1 van het Genocideverdrag er aan in de weg staat dat wordt getoetst aan het nationale belanghebbende begrip. De Afdeling geeft volgens [eiseres] in de uitspraak van 22 juni 2022 [9] een te beperkte uitleg aan deze bepaling. [eiseres] doet in dat verband ook een beroep op de artikelen 31 en 32 van het Verdrag van Wenen [10] , op rechtspraak van het Internationaal Strafhof [11] en een resolutie. [12] Zij doet in dit verband een beroep op de artikelen 93 en 94 van de Grondwet.
13. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op artikel 1 van het Genocideverdrag van [eiseres] niet kan slagen. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het arrest van de Hoge Raad van 19 juli 2019. [13] De Hoge Raad heeft in dit arrest artikel 1 van het Genocideverdrag met toepassing van de artikelen 31 en 32 van het Verdrag van Wenen geïnterpreteerd. [14] De conclusie is dat de tekst en de totstandkomingsgeschiedenis van het Genocideverdrag geen grond bieden om aan te nemen dat de verdragsluitende staten hebben beoogd rechtstreekse werking te verlenen aan de in artikel 1 van het Genocideverdrag omschreven inspanningsverplichting. Artikel 1 van het Genocideverdrag bepaalt wel dat de verdragsluitende partijen het op zich nemen om genocide te voorkomen, maar bepaalt niet op welke wijze zij dat zullen doen. De in artikel 1 van het Genocideverdrag omschreven inspanningsverplichting om genocide te voorkomen is algemeen geformuleerd en houdt niet onvoorwaardelijke en voldoende nauwkeurig omschreven verplichtingen in die als objectief recht rechtstreeks kunnen worden toegepast in een geding tussen een burger en de Staat. Ook de Afdeling is van oordeel dat artikel 1 van het Genocideverdrag niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. [15] De rechtbank ziet in het betoog van [eiseres] geen aanleiding om van deze rechtspraak af te wijken. Het beroep van [eiseres] op de rechtspraak van het Internationaal Strafhof en een resolutie kan haar niet baten, omdat dit geen ieder verbindende bepalingen zijn.
Conclusie
14. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover direct beroep openstond en dat het beroep voor het overige ongegrond is.
15. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Wat betekent dit verder
16. [eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat de staatssecretaris de besluiten en het dossier van de twee asielzoekers had moeten overleggen. Nu [eiseres] geen belanghebbende is, ziet de rechtbank geen aanleiding om de staatssecretaris op te dragen deze stukken te overleggen. [eiseres] heeft de rechtbank ook verzocht om een deskundige te benoemen. Gezien de uitkomst van deze procedure zal de rechtbank geen deskundige benoemen. De rechtbank realiseert zich verder dat zij de asielzoekers niet als derde-partij in de gelegenheid heeft gesteld om aan het proces deel te nemen. Gelet op de uitkomst van deze zaak, is er geen aanleiding om dat alsnog te doen.

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de besluiten waar direct beroep tegen openstond, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Bijlage
Doel
1. Het doel van [eiseres] is het tegengaan van de gehele of gedeeltelijke vernietiging-
- de genocide - van nationale, etnische, raciale en godsdienstige groepen als zodanig.
[eiseres] geeft daarbij prioriteit aan het behartigen van de belangen van de
groepen die bij de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden daarin aanwezig
waren.
2. Bij dit doel wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het (inter)nationale
(straf)recht. In het bijzonder onderschrijft [eiseres] het verband dat bestaat tussen
de desintegratie van politieke en sociale instituties, van cultuur, van taal, van nationale
gevoelens, van godsdienst en van het economisch voortbestaan enerzijds, met de
destructie van de persoonlijke veiligheid, vrijheid, gezondheid, de waardigheid en het
leven van deze groepen anderzijds. Ook onderschrijft [eiseres] dat bij (historische)
genocides verschillende patronen en methoden worden gehanteerd door de plegers
daarvan: van openlijk bloedvergieten door liquidaties en uithongering, tot meer
gemaskeerde patronen en methoden als migratie en dispersie, het voorkomen van
geboorten tot het strategisch treffen van onafhankelijke groepen. Al deze patronen tin-
methoden beschouwt [eiseres] als: genocide.
3. [eiseres] heeft ook tot doel het verrichten van alle verdere handelingen, die met het
hiervoor genoemde doel in de ruimste zin verband houden of daarvoor bevorderlijk
kunnen zijn.
4. [eiseres] tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:
het handhaven van (inter)nationale (straf)rechtelijke verplichtingen, wettelijke
verplichtingen en ethische normen ten aanzien van nationale, etnische, raciale on-
godsdienstige groepen,
het aanwenden van rechtsmiddelen; door het bereiken van minnelijke
overeenkomsten; en
1. het vergroten van het (publieke) bewustzijn; en overige wettelijke middelen.

Voetnoten

1.AWB 21/3611.
2.AWB 21/3611 V.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
5.Dat volgt uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide.
7.Zie artikel 1:2, derde lid, van de Awb.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4286.
10.Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, 23 mei 1969, Trb. 1972, 51, en 1985, 79.
11.Uitspraak van 27 juni 1986 in de zaak Nicaragua tegen United States of America, een uitspraak van 26 februari 2007 in de zaak tussen Bosnië-Herzegovina en Servië en Montenegro en een uitspraak van 3 februari 2010 in de zaak Omar Hassan Ahmad Al Bahir.
12.General Assembly Resolution 60/147.
14.In de artikelen 31 en 32 van het Verdrag van Wenen staat op welke wijze verdragen geïnterpreteerd moeten worden.
15.Uitspraak van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1716.