Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 juli 2022, met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 23;
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 21 december 2022, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- de brief van 6 februari 2023 van [gedaagde], waarbij productie 8 behorende bij de conclusie van antwoord is nagezonden;
- de brief van 8 februari 2023 van SCOG, met producties 14 tot en met 16.
2.De feiten
Koopsom:
€3.600.000 k.k. inclusief inventaris, indien het juridisch en fiscaal mogelijk blijkt 8% overdrachtsbelasting te vermijden. In dit geval zal de besparing van de overdrachtsbelasting van €288.000 50/50% worden verdeeld, derhalve betaalt koper 4% bespaarde overdrachtsbelasting, zijnde €144.000 bovenop de koopsom aan verkoper. Partijen zullen zich inspannen om deze besparing op overdrachtsbelasting te bewerkstelligen.
Indien de besparing op de overdrachtsbelasting niet mogelijk is, bedraagt de koopsom € 3.550.000 k.k. inclusief inventaris. In dit geval is koper volledig aansprakelijk voor 8% overdrachtsbelasting over de koopsom, zijnde €284.000.
- Leveringsdatum: 31 maart 2022, of zoveel later partijen nader overeenkomen.
- Voorbehouden koper:
(…)
Het verkrijgen van een koper conveniërende financiering;
Het bereiken van overeenstemming over de inhoud van de koop- en leveringsakte.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding
financierbare constructie”. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat partijen zijn overeengekomen dat ook de financiële haalbaarheid van de constructie een voorwaarde voor de toepasselijkheid van scenario 1 was. Bij de verdere beoordeling zal daarvan dan ook worden uitgaan.