ECLI:NL:RBDHA:2023:3829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 8225
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van Wajong-uitkering na meerdere aanvragen en beoordeling van nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. A.L. Kuit, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door G.M. Folkers-Hooijmans. De eiser had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die eerder was afgewezen. De rechtbank beoordeelde of er nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere afwijzing te herzien. De eiser, geboren in 1985, had in het verleden meerdere aanvragen gedaan voor een Wajong-uitkering, die telkens waren afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe informatie of omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen nieuwe feiten had aangedragen die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de Wajong-uitkering terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8225

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A.L. Kuit),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Procesverloop

In het besluit van 24 maart 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het toekennen van een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
In het besluit van 9 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, omdat partijen duidelijk hebben gemaakt geen gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1.1
Eiser is geboren op [geboortedag] 1985. Op [geboortedag] 2003 is hij achttien jaar geworden. Op 19 mei 2008 heeft eiser een eerste aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Hij heeft daarbij vermeld dat hij last heeft van psychische klachten en de diagnose schizofrenie is bij hem vastgesteld.
1.2
Op 14 juli 2008 heeft verweerder de eerste aanvraag afgewezen omdat eiser niet aan de voorwaarden voldeed om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Er was bij eiser op zeventienjarige leeftijd geen sprake van ziekte of gebrek. Daarbij is betrokken het feit dat eiser in 2002 een diploma op het Mondriaan-college had behaald (certificaat winkelbediende). Daarom kon eiser geen Wajong-uitkering krijgen. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Dit besluit staat in rechte vast.
1.3
Eiser heeft hierna op 24 januari 2011 opnieuw een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Deze herhaalde aanvraag heeft verweerder met het besluit van 9 februari 2011 afgewezen, omdat geen sprake was van nieuwe feiten en/of omstandigheden. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 27 juni 2011 ongegrond verklaard, waarna beroep en hoger beroep is ingesteld. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordeelde in de uitspraak van 23 juli 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2497) dat verweerder de nieuwe aanvraag mocht afwijzen onder verwijzing naar het besluit van 14 juli 2008.
1.4
Op 3 februari 2021 heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Verweerder heeft deze aanvraag (wederom) opgevat als een verzoek van eiser om terug te komen van de eerder genomen afwijzende besluiten. Na een medische beoordeling heeft verweerder in het primaire besluit het verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe informatie is ingebracht die tot een ander besluit zal leiden.
1.5.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 8 november 2021 ten grondslag. Deze arts heeft dossieronderzoek verricht, waarbij met name het persoonlijkheidsonderzoek verwoord in het rapport van 8 januari 2003 is bestudeerd. Hieruit blijkt geen duidelijke psychiatrische stoornis, althans geen stoornis waarvan nu nog kan worden aangenomen dat deze op de zeventiende/achttiende verjaardag al tot afwezigheid van arbeidsvermogen leidde. Er is daarom geen sprake van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden. De verzekeringsarts b&b vindt dat de (herhaalde) aanvraag voor een Wajong-uitkering terecht is afgewezen.
Wat is het standpunt van eiser?
2. Eiser is het niet eens met het standpunt van verweerder. Hij wijst erop dat hij in 2004 een jaar gedetineerd heeft gezeten. In bezwaar heeft eiser informatie over de strafzaak overgelegd waaruit blijkt dat de rechtbank destijds een PIJ-maatregel (jeugd-TBS) geïndiceerd vond. Eiser vindt dit een dusdanige bijzondere omstandigheid dat verweerder met toepassing van artikel 4:84 van de Awb, had moeten afwijken van zijn beleid. Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van de CRvB [1] , waarin het ging om iemand die stelde dat hij zich onderscheidt van de overgrote meerderheid van de potentiële jonggehandicapten. Eiser vindt dat ook zijn persoonlijke situatie verschilt van de overgrote meerderheid. Hij verwijst in dit verband naar medische informatie van 7 mei 2008 waarin zijn toenmalig behandelend psychiater te kennen had gegeven dat de bij eiser vastgestelde diagnose (schizofrenie van het paranoïde type) al van toepassing was vanaf eind 2006, vermoedelijk zelfs langer.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1
In artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt ingediend, de aanvrager daarbij nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden moet vermelden. Als er geen nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden worden vermeld kan de aanvraag op grond van het tweede lid van artikel 4:6 van de Awb meteen worden afgewezen onder verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit.
3.2
Onder nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Zoals volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kunnen nieuwe stukken ter onderbouwing van de ingenomen stellingen uiterlijk in de bezwaarfase worden ingebracht. [2]
3.3
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van 3 februari 2021 is aan te merken als een verzoek om terug te komen van het besluit van 14 juli 2008 waarbij de eerste Wajong-aanvraag is afgewezen. Gelet op de door verweerder gehanteerde afwijzingsgrond, zal de rechtbank beoordelen of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 Awb en, zo ja, of verweerder daarin aanleiding had moeten vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien. Zo nee, dan dient nog te worden beoordeeld of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd zoals hiervoor, onder punt 3.2, bedoeld. In de nieuwe aanvraag van eiser staan geen nieuwe feiten en/of omstandigheden vermeld. Ook heeft eiser in de bezwaarfase geen bewijsstukken overgelegd waarin dergelijke nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden naar voren komen. Er is geen enkel bewijsstuk overgelegd waaruit blijkt dat de psychiatrische problematiek al aanwezig was op de zeventiende verjaardag van eiser. Eiser is ook pas ruim na zijn achttiende verjaardag onder psychiatrische behandeling gekomen. Er zijn geen nieuwe stukken waaruit blijkt dat al tijdens de zeventiende verjaardag van eiser sprake was van een schizofrene ontwikkeling als gevolg waarvan hij (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was.
3.5
Eiser heeft aangevoerd dat hij in 2002 en 2003 vanwege een strafzaak in detentie heeft gezeten en dat hem in eerste aanleg door de rechtbank een PIJ-maatregel (ook wel jeugd-TBS) is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat eiser dit al (veel) eerder had kunnen aanvoeren. Overigens ziet de rechtbank niet in dat dit een ander licht op de beoordeling van eisers arbeidsongeschiktheid had geworpen, te minder nu het Gerechtshof in hoger beroep het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en eiser tot een vrijheidsstraf heeft veroordeeld.
3.6
Er is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden. Verweerder mocht het verzoek van eiser van 3 februari 2021 dan ook afwijzen met verwijzing naar zijn eerdere besluit. Voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van de eerdere besluitvorming evident onredelijk is, ziet de rechtbank, in het licht van wat eiser in het voorliggende geval heeft aangevoerd, geen aanleiding.
3.7
Ook het beroep op artikel 4:84 van de Awb gaat niet op omdat er in deze zaak geen beleidsregels van toepassing zijn waarvan kan worden afgeweken.
4. Het vorenstaande betekent dat aan eiser terecht en op goede gronden een Wajong-uitkering is geweigerd.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De uitspraak van de CRvB van 27 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK5098.
2.Zie de uitspraken van de CRvB van 30 maart 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO8674 en van 26 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2140.