ECLI:NL:RBDHA:2023:3686
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van eiser afgewezen wegens kennelijk ongegrondheid en inreisverbod opgelegd
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die Iraakse nationaliteit claimt en afkomstig is uit Koerdisch gebied in Noord-Irak. Eiser heeft asiel aangevraagd omdat hij vreest gerekruteerd te worden door de PKK, een Koerdische militante organisatie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk door de PKK wordt gezocht. De rechtbank heeft de zaak op 16 februari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser geloofwaardig vond, maar niet voldoende bewijs heeft gezien voor een reële vrees voor vervolging. Eiser heeft een jaar lang in zijn herkomstgebied verbleven zonder benadering door de PKK, en de rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor grootschalige rekrutering van volwassenen door de PKK. Eiser heeft ook aangevoerd dat er sprake is van een 15c-situatie in zijn herkomstgebied, maar de rechtbank volgt deze redenering niet, omdat de overgelegde informatie onvoldoende aanknopingspunten biedt voor deze conclusie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat eiser geen medisch onderzoek is aangeboden voor het nader gehoor. Echter, de rechtbank heeft dit gebrek gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.