ECLI:NL:RBDHA:2023:3457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
NL23.6489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 2 december 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft het onderzoek op 9 maart 2023 gesloten. Eiser voerde aan dat er geen zicht was op uitzetting naar Marokko, omdat hij nog niet was gepresenteerd aan de Marokkaanse autoriteiten en het onzeker was of deze autoriteiten een laissez-passer voor zijn gedwongen terugkeer zouden afgeven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko kan worden aangenomen en dat het enkele feit dat eiser nog niet was gepresenteerd aan de autoriteiten onvoldoende was om te concluderen dat er geen zicht op uitzetting was.

De rechtbank heeft de maatregel van bewaring eerder getoetst en verwezen naar eerdere uitspraken. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6489

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 9 maart 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van
15 december 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:13862). Vervolgens is al eerder vervolgberoep ingesteld. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 januari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:843). In de laatstgenoemde uitspraak staat dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 23 januari 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat eiser nog niet is gepresenteerd aan de Marokkaanse autoriteiten. Onzeker is of de Marokkaanse autoriteiten daadwerkelijk een laissez-passer (lp) voor de gedwongen terugkeer van eiser naar Marokko zullen afgeven.
5. De rechtbank stelt vast dat in zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op
uitzetting naar Marokko. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022. [1] Eiser heeft
geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou moeten volgen
dat in zijn geval zicht op uitzetting wel ontbreekt. Het enkele feit dat eiser nog niet is gepresenteerd aan de Marokkaanse autoriteiten is daarvoor onvoldoende. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat deze presentatie niet kan plaatsvinden en dat de Marokkaanse
autoriteiten voor eiser geen lp zullen afgeven.
6. De rechtbank ziet ten slotte ambtshalve geen reden om te oordelen dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is. [2]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde
publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.