ECLI:NL:RBDHA:2023:843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
NL23.1341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 december 2022 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op 23 januari 2023.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het vorige onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reden is om te concluderen dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt in de uitzetting van eiser naar Marokko. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onjuist heeft geïnformeerd over de aanvraag voor een laissez-passer, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser heeft bovendien zelf geen stappen ondernomen om zijn terugkeer naar Marokko te realiseren.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep ongegrond is en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, conform het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1341

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 23 januari 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 15 december 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:13862) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Marokko. Verweerder heeft de rechtbank namelijk onjuist geïnformeerd door te melden dat op 9 december 2022 een aanvraag voor een laissez-passer (lp) is ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten terwijl uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder pas op 28 december 2022 deze aanvraag heeft ingediend.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Marokko. Uit het voortgangsrapport volgt dat verweerder op 7 december 2022 de opdracht tot de aanvraag van de lp heeft ingediend bij de daartoe aangewezen afdeling en dat de aanvraag op 28 december 2022 is verstuurd aan de Marokkaanse autoriteiten. Wat ook zij van de mededeling van verweerder dat de lp-aanvraag al op 9 december 2022 zou zijn verstuurd aan de Marokkaanse autoriteiten, de rechtbank constateert dat verweerder in ieder geval op 7 december 2022 het proces dat voorafgaat aan het daadwerkelijk indienen van de lp-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten is gestart. Gelet daarop en met het indienen van de lp-aanvraag op 28 december 2022 handelt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser naar Marokko.
Daar komt bij dat eiser zelfstandig geen handelingen verricht om zijn terugkeer naar Marokko te realiseren. Uit de vertrekgesprekken volgt bovendien dat eiser niet wenst mee te werken aan terugkeer naar Marokko. De beroepsgrond van eiser slaagt dan ook niet.
6. De rechtbank ziet tenslotte ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. [1]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de