ECLI:NL:RBDHA:2023:7965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15089
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, was in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring voortduurt en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de uitzetting van eiser niet binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd en heeft niet gereageerd op de voortgangsrapportage van verweerder. De rechtbank heeft ambtshalve de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring beoordeeld, waarbij is gekeken naar de voortgang van de uitzettingshandelingen en de medewerking van eiser aan deze procedures. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15089

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank van deze voortduring in kennis gesteld. Deze kennisgeving
wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daarop niet gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 25 mei 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft
getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van
15 december 2022. [1] Vervolgens zijn al eerder vervolgberoepen ingesteld. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van
25 januari 2023 [2] en 14 maart 2023. [3] In de laatstgenoemde uitspraak staat dat de
maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds
het moment van het sluiten van dat onderzoek, 9 maart 2023, de maatregel van bewaring
rechtmatig is.
4. Eiser heeft, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen reactie ingediend op de voortgangsrapportage van verweerder. Ook overigens heeft eiser geen beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank zal een ambtshalve rechtmatigheidsbeoordeling van de voortduring van de bewaring verrichten, omdat het tijdsverloop tussen de laatste rechtmatigheidsbeoordeling en dit beroep zodanig is dat hiertoe de verplichting bestaat ingevolge het arrest C B en X van het Hof van Justitie [4] van 8 november 2022.
5. De rechtbank stelt allereerst op grond van de voortgangsrapportage vast dat verweerder voortvarend handelt aan de uitzetting van verweerder en dat gedetailleerd is beschreven wanneer welke uitzettingshandelingen zijn verricht.
6. Verder heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State recent geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko bestaat. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om aan te nemen dat dat in het geval van eiser anders is.
7. Uit het voortgangsrapport blijkt dat de Marokkaanse autoriteiten op 20 maart 2023 hebben bevestigd dat eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft. Daarnaast stond op 5 april 2023 een presentatie gepland van eiser bij de Marokkaanse diplomatieke vertegenwoordiging. Eiser heeft hieraan echter niet meegewerkt en het gesprek met de diplomatiek vertegenwoordiger geweigerd. Ook heeft eiser op 24 april 2023 geweigerd een vertrekgesprek te voeren met de DT&V [5] . Van eiser mag worden gevergd dat hij volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting. Daarvan is echter geen sprake. Het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt dus niet.
8. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom de tenuitvoerlegging van de maatregel in de te toetsen periode is voortgezet.
9. Nu ook anderszins niet is gebleken dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig moet worden geacht is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

4.Hof van Justitie van de Europese Unie.
5.Dienst Terugkeer en Vertrek.