ECLI:NL:RBDHA:2023:3271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens overtreding van de Huisvestingswet door omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte zonder vergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, erfpachter van een woning, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft de oplegging van een bestuurlijke boete aan de eiser wegens het zonder vergunning omzetten van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de woning verhuurde aan een gezin, maar dat er bij een controle op 22 april 2021 acht personen in de woning aanwezig waren. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van onzelfstandige bewoning, wat in strijd is met de Huisvestingswet. De eiser betwistte de boete en voerde aan dat hij voldoende toezicht had gehouden en dat de vergunningplicht onverbindend was. De rechtbank oordeelde echter dat de vergunningplicht voor het hogere segment voldoende was onderbouwd en dat de eiser verantwoordelijk kon worden gehouden voor het onrechtmatig gebruik van de woning. De rechtbank concludeerde dat de boete van € 5.000,- in stand bleef, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij niet op de hoogte kon zijn van de overtreding. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2155

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. van Weeren),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.R. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een boete opgelegd.
Bij besluit van 17 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit herroepen en de boete lager vastgesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldverbinding plaatsgevonden op 1 februari 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, mr. [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is erfpachter van een woning en heeft de woning verhuurd aan een gezin, twee volwassenen en een kind. Hij woonde zelf bij zijn ouders in het naastgelegen huis. Bij een controle op 22 april 2021 werden er acht personen in de woning aangetroffen en is op grond van feiten en verklaringen vastgesteld dat het twee gezinnen en een kennis betrof die daar woonden. Omdat hierdoor sprake was van omzetting van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte, zonder dat eiser hiervoor over een vergunning beschikte, heeft verweerder aan hem een boete van € 10.000,- opgelegd. Verweerder verwijt eiser dat hij onvoldoende toezicht heeft gehouden. In bezwaar heeft verweerder de boete verlaagd tot € 5.000,-, omdat niet voldoende was komen vast te staan dat sprake was van een bedrijfsmatig karakter. Eiser betwist dat aan hem een boete mocht worden opgelegd en vindt dat de boete gematigd zou moeten worden.
Wat zijn de regels?
2. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser stelt dat de vergunningplicht onverbindend is, omdat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet. Uit de Huisvestingsverordening blijkt niet dat de wijk ‘Groente- en Fruitmarkt’ is aangewezen. Ook is de noodzakelijkheid en geschiktheid voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte niet gemotiveerd. Van schaarste in het hoge segment is geen sprake. Ten onrechte zijn alle zelfstandige woonruimten in alle wijken aangewezen. Ook is de vergunningplicht volgens eiser in strijd met de Dienstenrichtlijn en wordt inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht. Verder stelt hij dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor onrechtmatig handelen van de huurders. Hij heeft voldoende toezicht gehouden. Hij heeft meerdere malen de woning bezocht en altijd alleen het gezin van drie aangetroffen. Hij noemt als voorbeeld een controlebezoek van 28 maart 2021 naar aanleiding van een luidruchtig feest de avond ervoor en heeft in dit verband een Whatsapp gesprek overgelegd. Hij heeft meerdere keren meer mensen dan drie personen in de woning naast hem gezien, maar het ontvangen van gasten of het kort laten logeren van vrienden is geen overtreding. Hij had de woning tot het moment van de overtreding nog maar heel kort verhuurd, namelijk nog geen half jaar. Van hem kan niet worden verwacht dat hij dagelijks de woning controleert. Omdat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht en hem de vermeende overtreding niet kan worden verweten, kan aan hem geen boete worden opgelegd. Ten slotte voert eiser aan dat de boete had moeten worden gematigd wegens verminderde verwijtbaarheid en de korte duur van de overtreding.
4. Verweerder heeft gesteld dat de vergunningplicht voor woningen in het duurdere segment afdoende is onderbouwd met de notitie van 29 augustus 2022 “Schaarste aan woonruimte in Den Haag”, dat onderdeel uitmaakt van de “Woonvisie Den Haag 2022” [1] . Verder stelt verweerder dat eiser verantwoordelijk kan worden gehouden voor het onrechtmatige gebruik van de woning omdat hij had kunnen weten dat deze
onrechtmatig werd gebruikt. Volgens verweerder bestaat er geen aanleiding voor een matiging van de boete wegens bijzondere omstandigheden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Vergunningplicht
5. Niet in geschil is dat de door eiser verhuurde woning valt in het hogere segment. [2] De rechtbank volgt niet het standpunt van eiser dat de vergunningplicht [3] voor dit segment onverbindend is. In de uitspraak van 20 december 2022 [4] heeft de rechtbank overwogen dat verweerder de vergunningplicht voor het hogere segment met de notitie “Schaarste aan woonruimte in Den Haag” voldoende heeft onderbouwd. Gelet op de uiteenzetting in deze notitie is het aannemelijk dat, net zoals in Amsterdam, de woningmarkt in Den Haag verstopt raakt en doorstroming uit de goedkope woonruimte naar middeldure woonruimte noodzakelijk is, maar moeizaam gaat, doordat er schaarste is in alle prijssegmenten. Mensen die nu in een middeldure woning wonen, kunnen moeilijk doorstromen naar duurdere woonruimte, omdat ook daar het aanbod beperkt is en de prijzen hoog zijn. Dit effect werkt in Den Haag door in alle segmenten van de woningmarkt. Ten behoeve van het behoud van de woningvoorraad en de doorstroming binnen de markt is het aanwijzen van een vergunningplicht voor het gehele grondgebied, in alle prijssegmenten, dan ook noodzakelijk en geschikt voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte.
Overtreding
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft aangetoond dat sprake was van onzelfstandige bewoning van meer dan drie personen en dat daarom sprake was van een overtreding. Ter zitting heeft eiser gesteld dat niet vast staat dat de woning door acht personen werd bewoond en dat mogelijk sprake was van logees. Uit het inspectierapport blijkt dat één van de personen binnenkort zou vertrekken. Deze stelling leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt dat uit het inspectierapport blijkt dat er elf slaapplaatsen waren waarvan er tien in gebruik waren. Over de persoon die binnenkort zou vertrekken is door de huurder verklaard dat hij in de woning woonde. Dat geldt ook voor het tweede gezin. Over dit gezin heeft de huurder verklaard dat het de bedoeling is dat zij in de woning blijven wonen en dat zij zich zullen inschrijven op het adres.
Overtrederschap
7. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken [5] kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en als overtreder worden aangemerkt. Daarbij is in dit geval van belang dat van de eigenaar die een pand verhuurt, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte op de hoogte stelt van het gebruik dat van het verhuurde pand wordt gemaakt. Om niet verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor onrechtmatig gebruik van het door hem verhuurde pand dient de eigenaar aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand op onrechtmatige wijze werd gebruikt.
8. De rechtbank overweegt dat voor zover naar aanleiding van de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Wattel van 15 februari 2023 [6] zou moeten worden geconcludeerd dat het overtrederschap in dit soort zaken beperkter zou moeten worden uitgelegd en verweerder een zwaardere bewijslast heeft, dit niet tot een andere uitkomst zou leiden. De rechtbank is namelijk van oordeel dat ook een beperktere uitleg van het overtrederschap zou leiden tot de conclusie dat in dit geval de overtreding aan eiser kan worden toegerekend en hij als overtreder kan worden aangemerkt.
9. Hiertoe overweegt de rechtbank dat eiser het pand heeft verhuurd aan één gezin voor het aanzienlijke bedrag van € 2000,- per maand inclusief kosten voor gas, water en electra. Ook werd het pand verhuurd met bedden in bijna alle kamers op de eerste en tweede etage. Hierdoor moet eiser er op bedacht zijn geweest dat de huurders de woning met meer - niet tot hun gezin behorende - personen zouden gaan delen. Het inspectierapport vermeldt over het bewonen van een ruimte met een stapelbed voor 2 slaapplaatsen, waarvan het onderste werd beslapen; een ruimte met een 2-persoonsbed dat door 2 personen werd beslapen; een ruimte met 4 slaapplaatsen, waaronder een stapelbed dat werd beslapen door kinderen; een ruimte met 3 slaapplaatsen, die door 2 personen werden beslapen. Eiser woonde in het woning naast het pand en het had hem daarom moeten opvallen dat er meer dan drie personen in het pand woonden. Dat zichtbaar was dat er meer dan drie personen woonden blijkt ook uit de anonieme melding die is gedaan half april 2021. Voor zover eiser meende dat de vreemde mensen die hij bij de woning zag logees waren, mocht van hem worden verwacht dat hij dat controleerde. Verder stelt verweerder terecht dat uit het Whatsapp gesprek volgt dat eiser vermoedde dat er meer mensen in het pand woonden. Hij wijst de huurders er immers op dat alleen mensen die op het huurcontract staan in het huis mogen verblijven. Na het controlebezoek van eiser aan het pand op 28 maart 2021 heeft eiser geen einde proberen te maken aan de situatie. Ten slotte heeft het gezin dat de woning huurde verklaard dat eiser op de hoogte was van het feit dat er meer mensen woonden en dat zij niet wisten dat dat niet mocht. Gelet op al deze omstandigheden tezamen staat naar het oordeel dat de rechtbank voldoende vast dat eiser wist dat in het pand meer dan drie personen woonden, die geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormden en dat hij geen maatregelen heeft genomen tot beëindiging van de overtreding.
Geen matiging boete
10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een matiging van de boete wegens de korte duur van de overtreding of verminderde verwijtbaarheid. De korte duur van de overtreding is, zoals verweerder terecht stelt, veroorzaakt door de controle van verweerder. Eiser heeft zelf niets gedaan aan de overbewoning. Hij wist dat er meer dan drie personen woonden in de woning. Dat in het huurcontract staat dat onderverhuur en overbewoning niet zijn toegestaan, kan daarom geen reden voor matiging zijn. Ter zitting heeft eiser verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam [7] , waarin een soortgelijke boete is gematigd. De rechtbank stelt vast dat deze uitspraak ziet op een niet met die van eiser vergelijkbare situatie. Het ging in die zaak om een huurder van een woningbouwvereniging die mensen bij hem liet wonen om ze te helpen zonder daarvoor geld te krijgen. De medebewoners waren ingeschreven in de Brp en dus bij de gemeente bekend. Ook was sprake van een zeer beperkte financiële draagkracht van de huurder.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de boete in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Huisvestingswet 2014
Artikel 2
1. De gemeenteraad maakt van zijn bevoegdheden op grond van deze wet slechts gebruik indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte.
[…].
Artikel 21
1. Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
[…]
c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
[…].
Artikel 35
1. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, artikel 21, artikel 22, eerste lid, artikel 23a, eerste of derde lid, artikel 23b, eerste en tweede lid, artikel 23c, eerste lid, artikel 23d of artikel 23e, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
[…].
Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (zoals geldend van 24-12-2020 t/m 31-05-2021)
Artikel 5:1
1.Artikel 21 van de Huisvestingswet 2014 is van toepassing op alle zelfstandige woonruimten behorend tot een gebouw gelegen in alle wijken van Den Haag.
[…].
Artikel 5:2
De in artikel 5:1 genoemde woonruimten mogen niet zonder vergunning:
[…]
b. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte voor vier of meer personen worden omgezet;
[…].
Artikel 7:2
1.Voor overtreding van de artikelen 8, 21 of 22 van de Huisvestingswet 2014, of het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26 van de Huisvestingswet 2014, kunnen burgemeester en wethouders een bestuurlijke boete opleggen.
2. De bestuurlijke boete wordt verhoogd met 100 procent van het boetebedrag dat in bijlage II bij deze verordening is bepaald, indien de overtreding is begaan bij een bedrijfsmatige exploitatie van woonruimte.
[…].
4.Bij toepassing van het gestelde in voorgaande leden hanteren burgemeester en wethouders de boetes als vermeld in bijlage II van deze verordening.
Bijlage II van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (zoals geldend van 24-12-2020 t/m 31-05-2021)
Overtreding
1e keer
Recidive
[…]
Art. 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014:
- niet-bedrijfsmatige exploitatie·
- bedrijfsmatige exploitatie
€ 5.000
€ 10.000
€ 10.000
€ 20.000
[…]

Voetnoten

1.Woonvisie Den Haag 2022 (uitgave van september 2022; https://denhaag.raadsinformatie.nl).
2.Met een Woz-waarde van € 345.000,- op 1 januari 2021.
3.Op grond van artikel 5:2, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening.
4.Rechtbank Den Haag, 20 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13745.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2166.
7.Van 9 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7216.