RECHTBANK DEN HAAG
zaaknummer: SGR 21/2169
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. N.J.M. Beelaerts van Blokland),
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag(verweerder)
(gemachtigde: mr. P. Yildirim).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[derde-partij 1]
[derde-partij 2]
[derde-partij 3]
(omwonenden uit Den Haag).
Door derde-partijen is bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 mei 2020 (het primaire besluit) tot verlening van een omzettingsvergunning aan eiser. Bij het besluit van 2 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze vergunning ingetrokken en de aanvraag van eiser alsnog afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 25 oktober 2022 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser heeft op 29 oktober 2022 een reactie op het verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2022 op zitting behandeld. Aanwezig waren de gemachtigde van eiser en voor verweerder zijn gemachtigde en [A] .
Derde-partijen zijn (met bericht) niet verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
1.1. Eiser, eigenaar van de zelfstandige woning [adres] [nummer] (hierna: de woning) gelegen in de wijk [wijk] in [plaats] , heeft op 13 mei 2020 een vergunning aangevraagd voor de omzetting van de woning in onzelfstandige woonruimten (kamerverhuur) voor 6 personen. Tussen partijen is niet in geschil dat de woning valt in de zogenoemde categorie hoger segment.
1.2. Verweerder heeft in het bestreden besluit naar aanleiding van het bezwaar van derde-partijen het primaire besluit herroepen en de aanvraag alsnog afgewezen op grond van de op dat moment geldende Beleidsregel omzettingsvergunningen Den Haag 2020(hierna: de Beleidsregel 2020). Eiser is het daarmee oneens.
2. Ingevolge artikel 2 van de Huisvestingswet 2014 (Hw) mag een vergunningplicht voor het onttrekken van woonruimte alleen worden opgenomen indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onevenredige effecten van schaarste aan goedkope woningen.
Op grond van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de Hw, is het verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders zelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden als onzelfstandige woonruimte.
In artikel 5:1 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Hvv) is bepaald dat
artikel 21 van de Hw van toepassing is op alle zelfstandige woonruimten behorend tot een gebouw gelegen in alle wijken van Den Haag.
Ingevolge artikel 5:2, aanhef en onder b, van de Hvv – zoals dit artikel ten tijde van het bestreden besluit luidde – mogen deze woonruimten niet zonder vergunning worden omgezet van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte voor vier of meer personen.
Wat stellen partijen in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder het primaire besluit ten onrechte heeft herroepen. De toepasselijke bepalingen uit de Hvv en de Beleidsregel 2020, waarop het bestreden besluit is gebaseerd, zijn strijdig met de Hw en dienen daarom buiten toepassing te worden verklaard. Eiser beroept zich in dit verband op de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 26 april 2022.
4. Derde-partijen zijn het met het bestreden besluit eens.
5. Verweerder voert in het verweerschrift aan dat in Den Haag sprake is van schaarste op de woningmarkt in alle segmenten (goedkoop, middelduur en duur) en sectoren (koop en huur), met onevenwichtige en onrechtvaardige gevolgen. Dit is nader onderbouwd in de notitie van 29 augustus 2022 van gemeente Den Haag “Schaarste aan woonruimte in Den Haag. Een onderbouwing van de onevenredige en onevenwichtige effecten van schaarste in Den Haag en de noodzaak en geschiktheid van een vergunningplicht voor de bestaande woningvoorraad” (hierna: de Notitie). Vergelijkbaar is de onderbouwing van de schaarste in alle segmenten van de woningmarkt in de gemeente Amsterdam.De weigering van de vergunning is daarom gerechtvaardigd.
6. Eiser vindt dat de Notitie geen onderbouwing van de gestelde schaarste geeft. Verweerder geeft nu achteraf een volledig andere draai aan cijfers en bronnen die in het verleden geen schaarste konden onderbouwen en geen ingrijpen in de woningvoorraad rechtvaardigen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Vergunningplicht
7. Uit de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechtervolgt dat in een procedure over een besluit dat met toepassing van een huisvestingsverordening is genomen, het in beginsel niet uitgesloten is dat verweerder achteraf, in verweer, onderbouwt waarom de toegepaste bepalingen uit de verordening die in beroep zijn aangevochten, in dat geval toegepast mochten worden. Het moet dan gaan om een motivering die in lijn is met die bepalingen en het standpunt van de gemeenteraad weergeeft. De rechtbank is van oordeel dat de Notitie, waarmee verweerder de vergunningplicht onderbouwt, aan deze motiveringseis voldoet.
8. De Notitie is bijlage 1 van de “Woonvisie Den Haag 2022”en bevat verwijzingen naar de gebruikte bronnen. Met zijn bevindingen naar aanleiding van de in de Notitie vermelde rapporten heeft verweerder voldoende onderbouwd dat alle woonruimte in
Den Haag schaars is.
9.
Gelet op de uiteenzetting in de Notitie is het aannemelijk dat, net zoals in Amsterdam, de woningmarkt in Den Haag verstopt raakt en doorstroming uit de goedkope woonruimte naar middeldure woonruimte noodzakelijk is, maar moeizaam gaat, doordat er schaarste is in alle prijssegmenten. Mensen die nu in een middeldure woning wonen, kunnen moeilijk doorstromen naar duurdere woonruimte, omdat ook daar het aanbod beperkt is en de prijzen hoog zijn. Dit effect werkt in Den Haag door in alle segmenten van de woningmarkt. Ten behoeve van het behoud van de woningvoorraad en de doorstroming binnen de markt is het aanwijzen van een vergunningplicht voor het gehele grondgebied, in alle prijssegmenten, dan ook noodzakelijk en geschikt voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte.
10. De gemeenteraad mocht dus een vergunningplicht voor het onttrekken van woonruimte in de Hvv opnemen. Artikel 21 van de Hw sluit niet uit dat niet iedere wijk afzonderlijk, maar de hele gemeente in één keer wordt aangewezen als vergunningplichtig.
Nu in de hele gemeente een vergunningplicht geldt, geldt deze ook voor de woning van eiser. De vergunningplicht is ook, mede, bedoeld om de leefbaarheid te bewaken door te voorkomen dat een onevenredige druk op de woonomgeving ontstaat door onttrekking van woningen voor kamerverhuur. Als er is voldaan aan artikel 2, eerste lid, van de Hw, wat het geval is, kan leefbaarheid wel een rol spelen bij de vergunningplicht.
11. Het beroep van eiser op de voornoemde uitspraak van 26 april 2022, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de vergunningplicht voor zover die op woningen in het hogere segment ziet, buiten toepassing moet blijven wegens strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel, slaagt niet, omdat verweerder na deze uitspraak de vergunningplicht wel voldoende heeft onderbouwd met de Notitie.
12. Eiser beroept zich verder op uitlatingen van wethouder Balster, zoals opgenomen in de notulenvan de raadsvergadering van 13 mei 2020, pagina 87, waaruit blijkt dat het college bij de invoering van een (tijdelijke) stop voor vergunningverlening van opvatting was dat de Hvv niet de bevoegdheid geeft om een verbod op omzettingsvergunningen in te voeren. Ook dit beroep slaagt niet. De motivering die verweerder in de Notitie heeft gegeven, geeft blijk van een voortschrijdend inzicht. Dat voortschrijdend inzicht maakt niet dat de motivering van de vergunningplicht, zoals aangevuld met de Notitie, niet inzichtelijk en begrijpelijk is. Aan de voornoemde notulen komt daarom niet de door eiser gewenste betekenis toe.