In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 maart 2023, wordt de aanvraag van eiseres om maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) behandeld. Eiseres, een alleenstaande moeder, heeft in mei 2021 een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang voor haarzelf en haar twee minderjarige kinderen, na een verblijf van vijf jaar in de Dominicaanse Republiek. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen, met het argument dat eiseres niet feitelijk dakloos is en voldoende zelfredzaam zou zijn. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat zij en haar kinderen wel degelijk dakloos zijn en dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar situatie en de belangen van haar kinderen.
De rechtbank oordeelt dat het onderzoek van het college naar de zelfredzaamheid van eiseres en de belangen van de kinderen onvoldoende is geweest. De rechtbank wijst erop dat het college niet de nodige feiten en omstandigheden heeft onderzocht die van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Dit betreft onder andere de psychische problemen van eiseres, de woonsituatie van de kinderen bij hun oma, en de impact van de scheiding van de kinderen van hun moeder. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd en geeft het college de opdracht om de gebreken in het besluit te herstellen. De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het college om dit te doen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.