ECLI:NL:RBDHA:2023:2429

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
NL23.2862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023, wordt het beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De Staatssecretaris had de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van haar aanvraag. Eiseres heeft aangevoerd dat Italië niet meer aan zijn verdragsverplichtingen voldoet en dat zij en haar zoon na overdracht aan Italië geen opvang hebben gekregen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Italië haar en haar zoon niet de nodige zorg en opvang kan bieden. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Italië zijn verplichtingen onder de Dublinverordening nakomt. De rechtbank heeft ook de 'circular letter' van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 in overweging genomen, maar concludeert dat deze niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van Italië. De rechtbank benadrukt dat het aan eiseres is om aan te tonen dat Italië niet aan zijn verplichtingen voldoet, wat zij niet heeft gedaan. De uitspraak bevestigt dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft, zonder vergoeding van proceskosten voor eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2862

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
Ook namens haar zoon
[naam],
geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van 30 januari 2023 (bestreden besluit) waarin de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling is genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.2863, op 24 februari 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en de gemachtigde van eiseres zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eiseres naar voren heeft gebracht. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] Volgens de staatssecretaris kan ten aanzien van Italië worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest [3] . Zo heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat in Italië geen geschikte (medische) zorg en opvang beschikbaar is voor haar en haar zoon. De ‘circular letter’ van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022, waarin is aangegeven dat vooralsnog geen overdrachten kunnen plaatsvinden omdat sprake is van onvoldoende opvangcapaciteit, maakt dit niet anders. Verder heeft eiseres niet aangetoond dat zij onder medische behandeling staat en dat Nederland het meest geschikte land is om haar te behandelen.
Kan de staatssecretaris uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende heeft meegewogen dat zij en haar zoon na de overdracht aan Italië op 16 juni 2022 geen opvang hebben gekregen. Verder wijst eiseres op de ‘circular letter’ van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 en stelt zij dat de staatssecretaris zich ervan moet vergewissen dat eiseres en haar zoon – gelet op hun kwetsbaarheid – na overdracht aan Italië opvang krijgen. Eiseres doet in het kader van de ‘circular letter’ een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 23 januari 2023. [4]
4.1
De rechtbank volgt eiseres niet. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in het algemeen van uit gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat, hoewel de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië bepaalde tekortkomingen kennen, de staatssecretaris ten aanzien van Italië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. [5] Het ligt op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat Italië tegenover haar niet meer aan zijn verdragsverplichtingen voldoet. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd. De staatssecretaris heeft kunnen stellen dat eiseres haar stelling dat zij en haar zoon in Italië geen opvang hebben gekregen, niet heeft onderbouwd: eiseres heeft niet onderbouwd dat zij zich in Italië heeft gemeld en de politie om hulp heeft gevraagd. Verder heeft de Afdeling geoordeeld dat ook in het geval van bijzonder kwetsbare vreemdelingen, van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. [6] Dit is in overeenstemming met het arrest M.T. tegen Nederland. [7] Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit een ander beeld volgt voor bijzonder kwetsbare Dublinclaimanten in Italië. Dit betekent dat het niet noodzakelijk is dat de staatssecretaris aanvullende individuele garanties vraagt bij de overdracht van eiseres aan Italië.
4.2
De door eiser genoemde ‘circular letter’ van 5 december 2022 van de Italiaanse autoriteiten leidt niet tot een ander oordeel. Hoewel uit de ‘circular letter’ volgt dat Italië tijdelijk geen overdrachten accepteert, doet dit niet af aan zijn verantwoordelijkheid om de asielaanvraag van eiseres te behandelen. Het gaat om een tijdelijke maatregel: op zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat de Italiaanse autoriteiten op 7 februari 2023 via Dublinet hebben verzocht de overdrachten van de tweede week van februari 2023 te annuleren en dat er daarna geen verzoeken meer zijn ontvangen. Er is nog geen bericht van de Italiaanse autoriteiten dat de overdrachten tot en met
28 april 2023 – de uiterste overdrachtsdatum van eiseres – niet kunnen doorgaan. Bovendien volgt uit het systeem van de Dublinverordening dat, als door welk beletsel dan ook de overdrachtstermijn niet wordt gehaald, de verzoekende lidstaat het asielverzoek aan zich trekt. De periode waarin eiseres in onzekerheid verkeert over welke lidstaat verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag is daardoor beperkt.
4.3
Eiseres heeft nader een beroep gedaan op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 17 februari 2023. [8] In die zaak was sprake van een specifieke situatie: door de naderende uiterste overdrachtsdatum stond ten tijde van het onderzoek op zitting genoegzaam vast dat het besluit praktisch onuitvoerbaar was geworden. Dat is in de zaak van eiseres niet aan de orde. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
5.uitspraak van 26 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2497.
6.uitspraken van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:987 en 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1324
7.arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 15 april 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519