ECLI:NL:RBDHA:2023:2338
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor familie- of gezinslid met procesbelang ondanks inreis in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een Syrische eiser, die de oom is van een referent met een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank oordeelt dat de eiser, ondanks zijn inreis in Nederland, procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank stelt vast dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden naar de pleegrelatie tussen eiser en de referent, en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank concludeert dat er geen belangenafweging is gemaakt bij de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en de referent, en dat de hoorplicht is geschonden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen 10 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser worden vergoed tot een bedrag van € 1.674,-.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de vraag of er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie een feitelijke vraag is, die afhankelijk is van het bestaan van hechte persoonlijke banden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de hoorplicht, wat van belang is voor de beoordeling van de belangen van de betrokkenen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze uitspraak.