ECLI:NL:RBDHA:2023:2336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
NL23.320
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag van hoogzwangere statushouder in Bulgarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een hoogzwangere Syrische vrouw die in Bulgarije een internationale beschermingsstatus heeft verkregen. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres over een status in Bulgarije beschikt. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet kan terugkeren naar Bulgarije vanwege de slechte omstandigheden en het risico op materiële deprivatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de persoonlijke situatie van eiseres, met name haar zwangerschap en het ontbreken van identiteitsdocumenten. De rechtbank oordeelt dat de bijzondere kwetsbaarheid van eiseres niet is onderkend en dat verweerder had moeten nagaan wat de gevolgen zijn van het ontbreken van identiteitsdocumenten voor haar status in Bulgarije. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van eiseres in acht moeten worden genomen. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.320
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.322, op 26 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J.A. Matti. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [1995] . Eiseres heeft op 22 juni 2022 een internationale beschermingsstatus (status) gekregen in Bulgarije. Vervolgens is eiseres naar Nederland gereisd en heeft zij op 2 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij niet kan terugkeren naar Bulgarije, omdat de Bulgaarse autoriteiten hun verplichtingen tegenover haar niet nakomen. Zij kan in Bulgarije niet aan een woning of een baan komen en krijgt geen financiële hulp. Ook is de toegang tot zorg erg beperkt. Bovendien is zij zwanger en maakt dit de situatie voor haar nog onmogelijker.
Bestreden besluit
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet- ontvankelijk verklaard, omdat zij beschikt over een status in Bulgarije.1 Het is volgens verweerder niet aannemelijk dat eiseres bij terugkeer naar Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Ten aanzien van Bulgarije kan nog steeds worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.i Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat Bulgarije ten opzichte van haar persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Omdat eiseres internationale bescherming in Bulgarije heeft, heeft zij een zodanige band met dat land dat het redelijk is dat zij daarnaartoe terugkeert.
Verzoek om aanhouding
4. Tijdens de zitting heeft eiseres de rechtbank verzocht de behandeling aan te houden totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uitspraak heeft gedaan over de vraag of ten aanzien van statushouders in Bulgarije nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel of totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan over de prejudiciële vragen over de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat zij voldoende informatie heeft om op dit moment uitspraak te doen en ziet daarom geen aanleiding om deze zaak aan te houden.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiseres stelt dat uit de overgelegde informatie volgt dat ten aanzien van Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In het AIDA- rapport uit februari 2022 staat dat statushouders op extreem beperkte schaal een beroep kunnen doen op basale sociale, arbeids- en gezondheidsrechten.
6. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat verweerder in de door eiseres aangedragen informatie geen aanleiding hoefde te zien om niet meer in het algemeen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Bulgarije uit te gaan. De Afdeling heeft op 16 december 2021 geoordeeld dat weliswaar sprake is van een verslechterde situatie voor statushouders, maar dat de hoge drempel uit het arrest Ibrahim2 waarbij een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) aannemelijk is, niet is gehaald.3 Dit heeft de Afdeling vervolgens bevestigd in de uitspraken van 15 april 2022 en 31 oktober 2022.4 De verwijzing naar het recente AIDA-rapport van februari 2022 en de andere landeninformatie leidt niet tot een ander oordeel. Die informatie was ten tijde van de uitspraken van 15 april 2022 en 31 oktober 2022 al bekend en ook voor het overige is de rechtbank niet gebleken dat de situatie wezenlijk is verslechterd sinds de genoemde uitspraken van de Afdeling. Dit betekent dat het aan eiseres is om in haar specifieke geval aannemelijk te maken dat het anders is en dat ten opzichte van haar persoonlijk niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Persoonlijke situatie eiseres
7. Eiseres voert aan dat verweerder ten aanzien van haar persoonlijk niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres is hoogzwanger waardoor zij bijzonder
1. Op grond van artikel 30a. eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 ECLI:EU:C:2019:219.
kwetsbaar is en het van groot belang is dat zij toegang heeft tot basale sociale, arbeids- en gezondheidsrechten. Uit de overgelegde landeninformatie volgt dat er een reëel risico bestaat dat zij bij terugkeer geen huisvesting zal krijgen, dakloos wordt en in een toestand van verregaande materiële deprivatie terechtkomt.5 Eiseres heeft misschien wel rechten als statushouder, maar deze zijn in de praktijk onmogelijk om te effectueren.
8. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak6 volgt dat de bijzondere kwetsbaarheid van individuele statushouders ertoe kan leiden dat zij bij terugkeer naar de lidstaat waar zij een asielvergunning hebben gekregen, buiten hun eigen wil en keuzes om, zullen terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie als bedoeld in het arrest Ibrahim. Als sprake is van een bijzonder kwetsbare statushouder moet verweerder nader motiveren waarom deze statushouder bij terugkeer door de bijzondere kwetsbaarheid niet buiten de eigen wil en keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie.
9. De rechtbank oordeelt dat een zwangerschap iemand niet per definitie bijzonder kwetsbaar maakt in de zin van het arrest Ibrahim. De rechtbank vindt dat hier bij eiseres echter wel zo, omdat eiseres in een vergevorderd stadium van haar zwangerschap is, zij alleen naar Bulgarije zal terugkeren in samenhang met de moeilijke situatie voor statushouders in Bulgarije. Verweerder heeft dit nu ten onrechte niet in de besluitvorming onderkend.
10. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiseres bij terugkeer naar Bulgarije niet in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie in de zin van het arrest Ibrahim terecht zal komen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit het overgelegde AIDA-rapport blijkt dat het bezit van geldige identiteitsdocumenten nodig is om een huurovereenkomst te sluiten, maar dat deze documenten alleen worden afgegeven aan personen met een verblijfsplaats. De Bulgaarse immigratiedienst heeft statushouders daarbij verboden het adres van het opvangcentrum als verblijfplaats op te geven. Hierdoor ontstaat een zogenoemde ‘catch 22’ situatie waarin iemand zonder adres geen identiteitsdocumenten kan krijgen en iemand zonder geldige identiteitsdocumenten geen woning kan krijgen.
11. Eiseres heeft onbetwist gesteld dat zij niet meer over geldige identiteitsdocumenten beschikt. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat eiseres bij terugkeer naar Bulgarije met deze ‘catch 22’-situatie geconfronteerd zal
worden. Hierdoor bestaat het risico dat eiseres – hoogzwanger of met een pasgeboren kind – dakloos raakt. Gelet op de bijzondere kwetsbaarheid van eiseres tijdens haar zwangerschap en de omstandigheid dat in de nabije toekomst een kind bij deze zaak betrokken is, ligt het op de weg van verweerder om nader onderzoek te doen naar de situatie waarin eiseres terechtkomt bij terugkeer naar Bulgarije en/of om individuele garanties te vragen voor dit specifieke geval. Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder dit heeft gedaan. Dat eiseres – zoals verweerder aanvoert – eerder mogelijk over identiteitsdocumenten heeft beschikt en dat zij bij haar eerdere verblijf in Bulgarije niet heeft geprobeerd om haar rechten als statushouder te effectueren zijn omstandigheden die
5 Eiseres wijst hierbij op de mail van de ELENA-coördinator van 14 september 2021, het rapport van de VN-Mensenrechtenraad van 19 mei 2020 en het stuk ‘Forced Migration Review, Bulgaria’s
struggle at the frontline’ van januari 2016.
verweerder bij de beoordeling mag betrekken. Dit laat echter onverlet dat verweerder onderzoek moet doen naar de risico’s die eiseres loopt bij terugkeer. Door het verder vorderen van de zwangerschap en in de nabije toekomst de geboorte van het kind, verschilt de situatie waarin eiseres nu verkeert wezenlijk van de situatie ten tijde van vertrek. Dit betekent dat het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek bevat.
Bulgaarse intrekkingsgrond
12. Eiseres heeft erop gewezen dat uit de Bulgaarse regelgeving volgt dat als een statushouder zijn/haar identiteitsdocumenten verliest en deze niet binnen dertig dagen vernieuwt dit reden voor intrekking van de status is. Dit is alleen anders als de statushouder een verschoonbare reden heeft voor de te late vernieuwing of verlenging. Uit het AIDA- rapport blijkt dat de Bulgaarse autoriteiten deze intrekkingsgrond in de praktijk ook toepassen. Eiseres bezit niet meer over een verblijfsdocument en heeft sinds het verlies van haar documenten niet binnen dertig dagen nieuwe aangevraagd.7 Hierdoor is de intrekkingsgrond uit de Bulgaarse wetgeving op haar van toepassing en is het aannemelijk dat ze bij terugkeer geen aanspraak meer kan maken op de aan haar verleende beschermingsstatus.
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder bij het onderzoek of ten aanzien van eiseres persoonlijk kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook navraag had moeten doen bij de Bulgaarse autoriteiten wat de omstandigheid dat eiseres niet meer in het bezit is van een identiteitsdocument betekent voor haar status, gelet op de Bulgaarse intrekkingsgrond. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat eiseres onbetwist heeft gesteld dat zij niet meer over geldige identiteitsdocumenten beschikt. Uit het bericht van de Bulgaarse autoriteiten van 16 januari 2023 volgt weliswaar dat eiseres nog steeds een internationale beschermingsstatus heeft in Bulgarije, maar uit dit bericht kan niet worden afgeleid dat dit bij terugkeer niet wordt ingetrokken. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat bij de vraag aan de Bulgaarse autoriteiten naar de status van eiseres niet is meegenomen dat eiseres op dit moment niet over identiteitsdocumenten beschikt en wat dit betekent voor haar status bij terugkeer naar Bulgarije. Hoewel zoals verweerder in het verweerschrift heeft aangevoerd de te late vernieuwing van de identiteitsdocumenten niet automatisch tot intrekking leidt, kan naar het oordeel van de rechtbank zonder nader onderzoek niet worden uitgesloten dat de status van eiseres om deze reden wordt ingetrokken. De rechtbank wijst er hierbij op dat verweerder zich in een andere zaak naar aanleiding van vragen van Afdeling tot de Bulgaarse autoriteiten heeft gewend. Hierbij heeft verweerder gevraagd of de omstandigheid dat een vreemdeling zonder documenten terugkeert naar Bulgarije maakt dat de status wordt ingetrokken of dat vervangende documenten verstrekt worden.8 Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat hij op deze vragen aan de Bulgaarse autoriteiten nog geen antwoord heeft gekregen. Gelet hierop bestaat er nog teveel onduidelijkheid en kan er dus op dit moment niet vanuit worden gegaan dat eiseres bij terugkeer haar status niet verliest. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich daarom niet zonder meer op het standpunt kon stellen dat de bovengenoemde intrekkingsgrond niet op eiseres van toepassing is en zij dus geen risico loopt op intrekking van haar status. Verweerder had in de zaak van eiseres navraag moeten doen wat het voor haar status betekent dat zij terugkeert zonder documenten. Ook op dit punt is het onderzoek onzorgvuldig.
7 Eiseres doet een beroep op ECLI:NL:RBDHA:2022:11129.

Conclusie

14. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek bevat. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:46 en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder nog nader onderzoek zal moeten doen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou zijn. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
15. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank begroot deze kosten op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr.
R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.