ECLI:NL:RBDHA:2022:10375
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens onvoldoende duidelijkheid over verblijfsrechtelijke positie in Bulgarije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit, had op 6 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag op 26 augustus 2022 niet-ontvankelijk, omdat eiser in Bulgarije internationale bescherming zou genieten. Eiser betwistte deze claim en stelde dat hij geen bewijs had ontvangen van zijn status in Bulgarije, aangezien hij daar al voor de afloop van de asielprocedure was vertrokken.
De rechtbank oordeelde dat de informatie van de Bulgaarse autoriteiten onvoldoende duidelijkheid bood over de verblijfsrechtelijke positie van eiser bij terugkeer naar Bulgarije. De rechtbank benadrukte dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de actuele status van de aan eiser verleende subsidiaire bescherming in Bulgarije. Aangezien het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid, verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde het besluit van de Staatssecretaris. De rechtbank droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij meer duidelijkheid moet worden verkregen over de verblijfsrechtelijke positie van eiser.
De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris ook in de proceskosten van eiser, die op € 1.518,- werden vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.