ECLI:NL:RBDHA:2023:2274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
SGR 21/7455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ophoging IVA-uitkering tot 85% van het WIA-maandloon; beoordeling van hulpbehoevendheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de IVA-uitkering van eiser, die een verhoging tot 100% van zijn WIA-maandloon bepleitte. Eiser ontvangt sinds 4 november 2020 een IVA-uitkering van 75% van zijn WIA-maandloon, maar verzocht om een verhoging naar 100% op basis van zijn hulpbehoevendheid. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser niet continu oppassing nodig had, maar wel hulp bij sommige essentiële dagelijkse levensverrichtingen. De rechtbank oordeelde dat de verhoging tot 85% van het WIA-maandloon terecht was, omdat eiser niet aan de criteria voldeed voor een verhoging tot 100%. De rechtbank benadrukte dat eiser weliswaar hulp nodig heeft, maar niet bij alle dagelijkse levensverrichtingen. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet WIA, waarbij artikel 53 bepalend is voor de hoogte van de uitkering bij hulpbehoevendheid. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7455

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. D.A. Schalker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser recht heeft op een verhoging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) tot 85% van zijn WIA-maandloon.
Bij besluit van 26 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. [A] namens zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
IVA-uitkering
Met ingang van 4 november 2020 (toekenningsdatum) ontvangt eiser een IVA-uitkering [1] omdat hij voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is en geen of een geringe kans op herstel heeft. De IVA-uitkering bedraagt 75% van zijn WIA-maandloon. [2]
1.2.
Aanvraag
Op 9 maart 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend voor verhoging van zijn IVA-uitkering tot 100% van zijn WIA-maandloon, met ingang van de toekenningsdatum.
2.1.
Primaire besluit
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag gedeeltelijk toegewezen door de IVA-uitkering met ingang van de toekenningsdatum te verhogen tot 85% van eisers WIA-maandloon, overeenkomstig de conclusie in het medisch onderzoeksverslag van de verzekeringsarts van 6 april 2021, waar verweerder in het primaire besluit naar verwijst.
2.2.
Bezwaar
Eiser is het daar niet mee eens. Hij bepleit een verhoging van zijn IVA-uitkering tot 100% van zijn WIA-maandloon, in plaats van 85%. Daartoe voert hij samengevat aan dat hij bij zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen hulp van anderen nodig heeft bij douchen, afdrogen, aan- en uitkleden en dat hij voortdurend afhankelijk is van zuurstof. Eiser heeft ook verklaard dat hij alleen thuis kan zijn, wat geregeld gebeurt, en dat hij zelfstandig eet, drinkt en naar het toilet gaat.
2.3.
Bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd onder verwijzing naar medische rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 18 oktober 2021. De verzekeringsarts b&b concludeert hierin dat bij eiser geen sprake is van afhankelijkheid die noodzaakt tot een verhoging van zijn IVA-uitkering tot 100% van zijn WIA-maandloon. De verzekeringsarts b&b overweegt daartoe het volgende:
“Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het hierboven nader aangeduide besluit. Hij is van mening dat de uitkering verhoogd moet worden naar 100 %. In bezwaar moet ik vaststellen dat belanghebbende niet voldoet aan de daarvoor geldende criteria. Opnieuw komt naar voren dat belanghebbende niet is aangewezen op continue oppassing. Hij kan nog zelfstandig thuis zijn; eenmaal gewassen en aangekleed, zou hij de dag thuis alleen kunnen doorbrengen. Hij is wel afhankelijk van geregelde handreikingen van derden en krijgt ook hulp bij sommige essentiële dagelijks terugkerende levensverrichtingen. Dat geldt echter niet voor alle levensverrichtingen, zo is de toiletgang nog zelfstandig en ook bij het eten en drinken behoeft belanghebbende geen hulp. Gezien dit alles valt de afhankelijkheid in de categorie ‘ophoging naar 85%’.”
Geschil
3. Eiser voert in beroep samengevat het volgende aan. Hij verwijst naar de gronden van bezwaar en stelt dat hij bij nagenoeg bij alle algemene dagelijkse levensverrichtingen hulp nodig heeft. Alleen bij toiletbezoek maakt hij geen gebruik van hulp omdat dit zijn eer te na is. De website van het Uwv vermeldt over wanneer je een hogere uitkering bij langdurige hulp of verzorging krijgt onder het kopje ‘Wanneer krijg ik een uitkering van 100%?’:
“Heeft u dagelijks en voor langere tijd hulp of verzorging nodig, bij bijvoorbeeld wassen, aankleden en toiletbezoek? Dan kunt u een uitkering van 100% van uw (vervolg)maandloon of grondslag krijgen.”Eiser meent daarom dat hij recht heeft op een verdere verhoging van zijn IVA-uitkering tot 100% van zijn WIA-maandloon. Tot slot verwijst hij naar informatie van zijn longarts, waaronder een verklaring van 29 november 2021.
Beoordeling
4. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder de IVA-uitkering terecht heeft opgehoogd tot 85% van eisers WIA-maandloon, in plaats van de door eiser bepleite ophoging tot 100%. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
4.1.
Toetsingskader
Voor de beoordeling van deze zaak is het volgende toetsingskader van belang.
4.1.1.
Artikel 53 van de Wet WIA
Op grond van artikel 53 van de Wet WIA, voor zover hier van belang, wordt, indien de verzekerde verkeert in een blijvende of voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid die geregeld oppassing en verzorging nodig maakt, de arbeidsongeschiktheidsuitkering voor de duur van de hulpbehoevendheid verhoogd tot maximaal 100% van het dagloon.
4.1.2.
Beleid bij de toepassing van artikel 53 van de Wet WIA
Bij de uitvoering van artikel 53 van de Wet WIA hanteert verweerder beleidsregels die zijn neergelegd in de Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid (hierna: de Beleidsregel). Het beleid is gebaseerd op de indeling in twee categorieën, te weten verhoging tot 85% of 100%. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft al eerder geoordeeld dat de Beleidsregel de rechterlijke toetsing kan doorstaan. [3]
100% (artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel)
Volgens artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel wordt de uitkering verhoogd tot 100% van het dagloon, het vervolgdagloon of de grondslag, dan wel tot 100/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 100/75 of 100/70 van de WGA-uitkering:
indien de verzekerde hulp nodig heeft bij alle of nagenoeg alle essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en continue oppassing noodzakelijk is;
indien de verzekerde hulp nodig heeft bij sommige essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en continue oppassing noodzakelijk is;
indien de verzekerde hulp nodig heeft bij alle of nagenoeg alle essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en geregelde handreikingen door derden noodzakelijk zijn.
85% (artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel)
Volgens artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel wordt de uitkering verhoogd tot 85% van het dagloon, het vervolgdagloon of de grondslag, dan wel tot 85/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 85/75 of 85/70 van de WGA-uitkering, indien de verzekerde hulp nodig heeft bij sommige essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en geregelde handreikingen door derden noodzakelijk zijn.
4.1.3.
De toelichting op de Beleidsregel merkt op dat in de mate van hulpbehoevendheid een onderscheid wordt gemaakt: bij een beperkte mate van hulpbehoevendheid wordt de uitkering gedeeltelijk verhoogd tot 85% van het dagloon en bij een grotere hulpbehoevendheid wordt de uitkering volledig verhoogd tot 100% van het dagloon, [4] maar wat verweerder als ‘sommige’ en wat als ‘alle of nagenoeg alle’ essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen beschouwt, blijkt niet uit deze toelichting. [5]
4.2.
Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
4.3.
Dat geregelde handreikingen door derden voor eiser noodzakelijk zijn, is niet in geschil; eiser is hulpbehoevend. Evenmin is in geschil dat de gezondheidssituatie van eiser slecht is maar dat continue oppassing (nog) niet noodzakelijk is. De discussie spitst zich toe op de vraag of eiser hulp nodig heeft bij alle of nagenoeg alle [6] dan wel bij sommige [7] essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen. Het antwoord op die vraag bepaalt - in de situatie dat “geregelde handreikingen door derden” noodzakelijk zijn - of eiser recht heeft op een ophoging van de IVA-uitkering tot respectievelijk 100% (zie artikel 2, eerste lid, onder c van de Beleidsregel) dan wel 85% (zie artikel 3, eerste lid van de Beleidsregel) van eisers WIA-maandloon).
Het onderzoek door de verzekeringsarts dat ten grondslag ligt aan het medisch onderzoeksverslag van 6 april 2021 is gebaseerd op bestudering van het dossier van eiser en de door eiser op 19 maart 2021 ingevulde vragenlijst. Uit die vragenlijst blijkt dat eiser zelf in en uit bed kan komen (2a), in staat is tot toiletbezoek (2g) en zelf eet en drinkt (2k). Ook blijkt daaruit dat hij zich binnenshuis lopend kan verplaatsen (1c) en dat hij een dag binnenshuis kan functioneren zonder aanwezigheid van derden (4c). Uit die vragenlijst blijkt ook dat eiser moet worden geholpen met aan- en uitkleden (2d) en met douchen en afdrogen (2e).
Het onderzoek door de verzekeringsarts b&b dat ten grondslag ligt aan de medische rapportage van 18 oktober 2021 is gebaseerd op bestudering van dossiergegevens en een telefonische hoorzitting van eiser op 8 juli 2021 in aanwezigheid van de verzekeringsarts b&b. Deze rapportage vermeldt over de hoorzitting het volgende:
“Belanghebbende vertelt dat hij nog alleen thuis kan zijn en dat dit ook geregeld gebeurt. De energie is beperkt, brengt de dagen door met wat puzzelen, televisiekijken en computeren. Probeert af en toe even te wandelen, rondje om de flat heen. Kan dat niet zonder zuurstof, tas moet altijd mee. Heeft een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerplaats. Het lukt hem niet meer om 100 m te lopen. Rijdt nog wel auto, kleine stukjes, bijvoorbeeld naar het ziekenhuis. Douchen en aankleden zijn vermoeiend, heeft daarbij altijd wel wat hulp nodig. Toiletgang is nog zelfstandig en eten en drinken doet hij ook zelfstandig. Het bereiden van de maaltijden wordt vooral door echtgenote gedaan, belanghebbende helpt wel eens wat maar meer is het ook niet.”De verzekeringsarts b&b concludeert vervolgens dat eiser niet is aangewezen op continue oppassing, nog zelfstandig thuis kan zijn en eenmaal gewassen en aangekleed de dag thuis alleen kan doorbrengen. Hij krijgt wel hulp bij sommige essentiële dagelijks terugkerende levensverrichtingen, maar dat geldt niet voor alle levensverrichtingen. Zo is de toiletgang nog zelfstandig en ook bij het eten en drinken heeft eiser geen hulp nodig.
4.4.
Eiser heeft ter zitting gesteld dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat eiser niet gezien en lichamelijk onderzocht is door een verzekeringsarts b&b. Daarbij heeft eiser verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-brabant van 4 april 2022. [8] Eiser heeft de feitelijke juistheid en volledigheid van de weergave van de door hem ingevulde vragenlijst en wat hij tijdens het telefonisch medisch onderzoek door de verzekeringsarts b&b heeft verklaard en is meegewogen door de verzekeringsarts b&b, niet betwist maar enkel en alleen de mate van hulpbehoevendheid die op basis daarvan is bepaald. De rechtbank ziet gelet hierop geen aanleiding voor het oordeel dat, nu volstaan is met een telefonisch contact tussen eiser en de verzekeringsarts b&b, het onderzoek door die verzekeringsarts onzorgvuldig is geweest.
4.5.
Uit de door eiser aangevoerde omstandigheden is af te leiden dat hij voor veel algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) een beroep moet doen op derden (doorgaans: zijn echtgenote), maar niet voor (nagenoeg) alle. [9] De informatie van de longarts die eiser in beroep heeft overgelegd, geeft geen aanleiding tot twijfel aan de medische beoordeling van verweerder. In de brief van 29 november 2021 verklaart de longarts dat eiser (net aan) ADL-onafhankelijk is, hetgeen impliceert dat eiser niet voor alle dagelijkse levensverrichtingen afhankelijk is van hulp van derden. Dat de longarts in dezelfde brief ook verklaart dat eiser eigenlijk bij alle inspanningen en bezigheden moet worden geholpen, verhoudt zich niet of moeilijk tot de conclusie dat eiser ADL-onafhankelijk is en ook niet tot de door eiser ingevulde vragenlijst en hetgeen hij de verzekeringsarts b&b heeft verteld. Daaruit volgt immers dat hij voor veel, maar niet voor alles is aangewezen op hulp van derden. Terecht heeft verweerder dan ook geconcludeerd dat eiser is aangewezen op hulp bij sommige (maar niet bij alle of nagenoeg alle) essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen. Overeenkomstig de Beleidsregel heeft dat geleid tot een ophoging van eisers IVA-uitkering tot 85% van zijn WIA-maandloon, in plaats van 100%.
4.6.
Dat eiser meent dat hij op grond van informatie op de website van verweerder, zoals hiervoor onder punt 3 weergegeven, in aanmerking dient te komen voor een ophoging van zijn IVA-uitkering tot 100% van zijn WIA-maandloon biedt geen grond voor een ander oordeel. Het gaat daar immers om algemene en niet op de persoon toegesneden informatie, waaraan geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend. Algemene voorlichting, zoals in dit geval een toelichting op een website, is niet aan te merken als een toezegging. [10] De
proclaimerop de website van verweerder vermeldt ook dat informatie over de uitvoering van wetten en regels door verweerder wordt aangeboden op hoofdlijnen en dat niet alle mogelijke situaties en uitzonderingen worden beschreven. [11]
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.IVA = Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
2.In artikel 51 van de Wet WIA is bepaald dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering 75% bedraagt van het maandloon.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 22 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO9525.
4.Staatscourant 2007, 241, p. 32.
5.Vergelijk rechtsoverweging 4.5 van de uitspraak van de CRvB van 5 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1824.
6.Als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder c, van de Beleidsregel.
7.Als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel.
9.Vergelijk de uitspraken van de CRvB van 8 juni 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN0743 (rov. 3.6) en van 5 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1824 (rov. 4.6).
10.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 21 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:899.
11.https://www.uwv.nl/overdewebsitevanuwv/detail/proclaimer.