ECLI:NL:RBDHA:2023:22231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL23.22248
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardigheid en gebrek aan bijzondere omstandigheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Nigeria, had op 10 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 28 juli 2023 afgewezen, omdat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft op 29 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met een relaas over de dood van zijn ouders en problemen met zijn stiefmoeder en stiefoom. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een verblijfsvergunning op humanitaire gronden rechtvaardigen. De beroepsgronden van eiser worden verworpen, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank benadrukt dat de gedragingen van eiser tijdens de asielprocedure niet van invloed zijn geweest op de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de afwijzing van zijn asielaanvraag onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank volgt verweerder in zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen en concludeert dat de aanvraag terecht is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22248

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Maalsen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 10 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 juli 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 op zitting behandeld, gelijktijdig met het beroep van de partner van eiser [1] . Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I.D.O. Onwuegbuchu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. De vader van eiser is in 2008 of 2009 overleden in een verkeersongeluk. De moeder van eiser kreeg in 2011 medische klachten waaraan zij overleed. Eiser wijt het overlijden van zijn ouders aan het handelen van zijn stiefmoeder, door middel van voodoo. Eiser woonde vervolgens bij zijn stiefmoeder, die hem heeft geprobeerd te vergiftigen. Eisers stiefoom [naam] kwam op een dag langs en nodigde hem uit om samen een DVD te kijken. Daar bleek homopornografie op te staan. Tijdens het kijken heeft [naam] eiser betast. Eisers stiefzusje heeft hen toen betrapt en de stiefmoeder geroepen. Eiser is toen mishandeld en verbannen door het dorpshoofd, terwijl [naam] niet is beschuldigd. Eiser vermoedt dat zijn stiefmoeder achter dit incident zit en dat zij hem samen met [naam] moedwillig in de val heeft gelokt.
Eiser heeft bij een vriend verbleven in [plaats 1] . Daar is hij gaan werken in de oliecriminaliteit (het vernielen van pijpleidingen om olie te stelen). Eiser is na enkele maanden tijdens het werk betrapt door gewapende mannen en is in zijn arm geschoten. Daarna is hij naar het ziekenhuis gebracht, waar zijn baas hem heeft bezocht. Eiser is uit het ziekenhuis gevlucht, waarna hij een vriend heeft gebeld die hem naar de apotheek heeft gebracht. Daarna heeft eiser Nigeria verlaten.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen met stiefmoeder en oom;
problemen door werkzaamheden in [plaats 1] .
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het tweede en derde element ongeloofwaardig zijn. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.

Beoordeling door de rechtbank

4. De beroepsgronden van eiser slagen niet. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had verweerder moeten motiveren waarom hij het eerste voornemen heeft ingetrokken?
5. Verweerder heeft op 20 juli 2023 een voornemen uitgebracht. Daarin heeft verweerder alle relevante elementen geloofwaardig geacht, maar de problemen van eiser onvoldoende zwaarwegend bevonden om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel. Het voornemen is vier dagen later ingetrokken, waarna een nieuw voornemen is uitgebracht met de hierboven onder 3. weergegeven geloofwaardigheidsbeoordeling. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder de wijziging in zijn standpunt ten onrechte niet heeft gemotiveerd en dat de procedure hierdoor onzorgvuldig is verlopen. Volgens vaste rechtspraak [2] van de Afdeling [3] is verweerder bevoegd om terug te komen op een beoordeling in het voornemen van de feiten die een vreemdeling aan zijn asielrelaas ten grondslag heeft gelegd. Geen rechtsregel brengt met zich mee dat verweerder in het besluit dient te motiveren waarom hij in een nieuw voornemen tot een ander inzicht is gekomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder ten onrechte de gedragingen van eiser betrokken in de beoordeling?
6. In het voornemen heeft verweerder onder het kopje ‘Opmerking vooraf’ het volgende vermeld: ‘Opgemerkt wordt dat het gedrag dat u gedurende de asielprocedure heeft vertoond, geheel niet rijmt met uw gestelde behoefte aan internationale bescherming’. Hierna wordt vermeld dat eiser verstorend en vertragend gedrag zou hebben vertoond tijdens de gehoren. Ook is vermeld dat eiser tijdens een afspraak met MediFirst tegenover een verpleegkundige heeft gezegd dat hij een arts en/of verpleegkundige zou vermoorden omdat eiser twee baby’s heeft verloren in het ziekenhuis.
6.1
Eiser voert aan dat dit tekstblok ten onrechte is opgenomen in het voornemen, nu de gedragingen van eiser niet relevant zijn voor de inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag.
6.2
De rechtbank overweegt als volgt. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting opgemerkt dat de gedragingen weliswaar zijn genoemd, maar niet van invloed zijn geweest op de beoordeling van het geloofwaardigheid van het relaas. Uit het besluit blijkt evenmin dat het gedrag van eiser van invloed is geweest op de besluitvorming. De rechtbank ziet daarom niet in dat sprake zou zijn van een gebrek in de besluitvorming. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder het tweede element niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
Tegenstrijdigheden AVIM-verhoor en nader gehoor
7. Eiser voert aan dat verweerder teveel gewicht hecht aan de door eiser bij het AVIM [4] afgelegde verklaringen. Het verhoor bij het AVIM is niet gericht op het achterhalen van eisers asielrelaas, en eiser was voorafgaand aan dit verhoor nog niet voorbereid op de asielprocedure en wist niet wat er van hem verwacht werd. Eiser voert ook aan dat verweerder ten onrechte heeft tegengeworpen dat zijn verklaringen in het verhoor bij het AVIM tegenstrijdig zouden zijn met zijn verklaringen in het nader gehoor.
7.1
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder teveel gewicht hecht aan eisers verklaringen in het verhoor bij het AVIM. Dat verhoor heeft inderdaad niet ten doel om de redenen voor eisers asielaanvraag uit te vragen. Eiser heeft tegenover het AVIM echter uit eigen beweging verklaard over zijn asielrelaas. Volgens vaste jurisprudentie [5] moet verweerder in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling alle door een vreemdeling afgelegde verklaringen, dus ook de tegenover het AVIM afgelegde verklaringen, in onderlinge samenhang bezien. Daar komt bij dat deze verklaringen reeds in het voornemen aan eiser zijn tegengeworpen, waardoor eiser ook niet wordt gevolgd in zijn stelling ter zitting dat hij niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om de tegenstrijdigheden uit te kunnen leggen.
7.2
De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat de verklaringen niet tegenstrijdig zijn. Tegenover het AVIM heeft eiser verklaard dat de broer van zijn vader ‘lesbian’ was en er iets tussen hen heeft plaatsgevonden, en dat dat hem deed besluiten om uit Nigeria te vertrekken. Eiser heeft hier de problemen door zijn werkzaamheden in de oliecriminaliteit in het geheel niet genoemd, terwijl hij in het nader gehoor heeft verklaard dat niet de gebeurtenissen tussen eiser en zijn stiefoom, maar de problemen als gevolg van eisers oliewerkzaamheden voor eiser de directe aanleiding vormden om zijn land te verlaten. [6] Verweerder heeft deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank daarom terecht als tegenstrijdig aangemerkt.
Correcties en aanvullingen op het nader gehoor
8. Een groot deel van eisers verklaringen over de gebeurtenissen in [plaats 1] ontbreekt in het nader gehoor, aldus eiser. Uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder rekening heeft gehouden met deze correcties en aanvullingen.
8.1
De rechtbank overweegt als volgt. De inhoud van de correcties en aanvullingen, specifiek met betrekking tot de gebeurtenissen in [plaats 1] , komen overeen met wat eiser hierover heeft verklaard in het vrije relaas zoals opgenomen in het verslag van het nader gehoor. De rechtbank ziet in wat eiser hierover heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Ziekte van eisers moeder
9. Eiser bestrijdt dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de wijze waarop hij vernam dat zijn moeder ziek was. Aangezien verweerder in het bestreden besluit de tegenwerping laat vallen over de ziekenhuisopnames van zijn moeder, valt niet in te zien dat verweerder eisers argumenten in de zienswijze over de wijze waarop hij vernam van zijn moeders ziekte niet volgt, nu deze gebeurtenissen met elkaar samenhangen.
9.1
De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft in het nader gehoor eerst verklaard dat hij zijn moeder hoorde schreeuwen toen zij terugkwam van de kerk, en dat hij haar vroeg wat er aan de hand was. Later heeft hij verklaard dat hij haar niet hoorde schreeuwen maar dat hij van anderen, dan wel telefonisch vernam dat er iets met haar aan de hand was. In de correcties en aanvullingen suggereert eiser dat de eerste verklaring afwijkt vanwege een vertaalfout. Naar oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit en ter zitting afdoende gemotiveerd dat hij dit niet volgt, nu sprake is van wezenlijk verschillende verklaringen. Dat verweerder in het bestreden besluit een andere tegenwerping heeft laten vallen, doet niets aan deze tegenstrijdigheid.
Causaal verband overlijden ouders en handelen stiefmoeder
10. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden gevolgd dat zijn stiefmoeder achter het overlijden van de vader, de ziekte van de moeder, en de poging tot vergiftiging van eiser zat.
10.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser op dit punt ongeloofwaardig heeft verklaard. Daarbij is van belang dat verweerder in het bestreden besluit heeft gemotiveerd dat eisers verklaring dat zijn stiefmoeder achter het overlijden van zijn ouders zat enkel op eisers eigen vermoedens is gebaseerd, nu eiser ook heeft verklaard dat zijn moeder is overleden aan medische klachten en dat zijn vader is omgekomen in een verkeersongeluk en niet valt in te zien dat sprake was van een causaal verband tussen deze gebeurtenissen en het handelen van de stiefmoeder. Verweerder heeft zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers stelling, dat zijn stiefmoeder hem heeft geprobeerd te vergiftigen, volledig op zijn eigen aannames berust.
Aanvullende motivering in het bestreden besluit
11. Eiser voert aan dat verweerder wat betreft het incident met [naam] in het bestreden besluit met een nieuwe motivering komt ten opzichte van het voornemen. Eiser heeft hierop niet in de zienswijze kunnen reageren. Daarom dient voorbij te worden gegaan aan de door verweerder nieuw ingebrachte argumenten op dit punt.
11.1
De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is vermeld dat, wanneer na het uitreiken of toezenden van het voornemen reeds bekende feiten of omstandigheden naar aanleiding van de zienswijze anders worden beoordeeld of gewogen, die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn en verweerder voornemens blijft de aanvraag af te wijzen, dit aan de vreemdeling wordt meegedeeld en hij in de gelegenheid gesteld wordt zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
11.2
De rechtbank is van oordeel dat die situatie hier niet opgaat. Weliswaar komt verweerder in het bestreden besluit (deels) met nieuwe argumenten, maar de al bij verweerder bekende feiten en omstandigheden worden niet anders beoordeeld of gewogen. Het incident met [naam] is immers zowel in het voornemen als in het bestreden besluit ongeloofwaardig geacht. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn betoog dat sprake is van een gebrek in de besluitvorming omdat eiser niet met een zienswijze heeft kunnen reageren op al verweerders argumenten.
Stiefoom eiser
12. Eiser voert aan dat hem ten onrechte wordt verweten dat hij [naam] niet meer heeft gezien na het voorval. Eiser heeft alles verteld wat hij weet, en van hem kan niet verwacht worden dat hij weet waar [naam] zich zou bevinden. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat [naam] ook gevaar zou lopen door het voorval. Bovendien heeft verweerder hier onvoldoende op doorgevraagd. Eiser voert daarnaast aan dat verweerder ten onrechte stelt dat eiser wisselend heeft verklaard over de duur dat de DVD zou zijn afgespeeld, en over het moment waarop zijn stiefzusje binnenkwam.
12.1
De rechtbank overweegt als volgt. Los van de vraag of eiser wisselend heeft verklaard over het afspelen van de DVD en over het moment waarop zijn stiefzusje binnenkwam, heeft verweerder het incident al ongeloofwaardig mogen achten omdat het ongerijmd is dat [naam] zou meewerken aan het plan van eisers stiefmoeder om eiser ‘in de val te lokken’. [naam] zou daarmee namelijk het risico nemen om betrapt te worden bij homoseksuele handelingen, wat gelet op het geweld en de onderdrukking waar de lhbti-gemeenschap in Nigeria mee te maken krijgt, verweerder niet ten onrechte onwaarschijnlijk heeft geacht.
12.2
De rechtbank volgt eiser overigens niet in zijn stelling dat verweerder onvoldoende heeft doorgevraagd over de oom, nu verweerder eiser onder meer de vraag heeft gesteld waarom zijn oom niet in de problemen is gekomen. [7]
Tijdlijn
13. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij inconsistent heeft verklaard over de tijdlijn tussen de datum van zijn moeders overlijden, de vergiftigingspoging, en het incident met de stiefoom. Afgezien van één vergissing, die is gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen, heeft eiser sluitend verklaard.
13.1
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel eiser hierin kan worden gevolgd, doet dit niet af aan de andere tegenwerpingen van verweerder die naar het oordeel van de rechtbank stand kunnen houden. Verweerder heeft het tweede element daarom ongeloofwaardig kunnen achten.
Geloofwaardigheid derde element
14. Eiser voert samengevat, het volgende aan. Verweerder heeft ook bij de beoordeling van het derde element de correcties en aanvullingen onvoldoende betrokken, aldus eiser. Daarnaast heeft verweerder ook hier ten onrechte de verklaringen van eiser bij het verhoor met het AVIM aan eiser tegengeworpen, en zijn deze verklaringen niet tegenstrijdig te noemen. Eiser bestrijdt ook dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de tijdlijn van de gebeurtenissen na de aanval, en over of zijn tas in het ziekenhuis op zijn kamer lag of niet. Ook wordt eiser ten onrechte tegengeworpen dat niet valt in te zien dat zijn baas in het ziekenhuis heeft gewacht tot eiser ontwaakte. Eiser weet niet of zijn baas daar lang is gebleven en er zijn hem ook geen vragen hierover gesteld.
14.1
De rechtbank overweegt als volgt. Met betrekking tot wat eiser heeft aangevoerd over de correcties en aanvullingen en over of verweerder eisers verklaringen in het verhoor bij het AVIM mag tegenwerpen, verwijst de rechtbank naar wat zij daarover hierboven heeft overwogen. Deze beroepsgronden slagen niet.
14.2
Verweerder heeft verder naar het oordeel van de rechtbank bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat eiser in het verhoor bij het AVIM heeft nagelaten de problemen naar aanleiding van zijn oliewerkzaamheden te noemen, en dat hij bij het aanmeldgehoor Dublin bij de vraag wat zijn woonplaats was voor het vertrek [plaats 2] heeft genoemd in plaats van [plaats 1] , de plaats waar deze problemen plaats zouden hebben gevonden.
14.3
Verweerder heeft verder ter zitting toegelicht dat aan eiser niet zozeer is tegengeworpen dat hij niet weet of zijn baas lang in het ziekenhuis bleef wachten, maar dat het in de eerste plaats ongerijmd is dat zijn baas het risico nam om naar het ziekenhuis te komen op de ochtend na de aanval door de politie, terwijl 26 andere werknemers zouden zijn gearresteerd of gedood en eiser zelf gezocht werd door de autoriteiten. De rechtbank volgt verweerder hierin, nu eiser in de beroepsgronden en ter zitting geen opheldering of toelichting heeft gegeven op dit punt.
14.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder reeds om deze redenen het derde element ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Wat eiser verder heeft aangevoerd treft geen doel. De beroepsgrond slaagt niet.
Loopt eiser vanwege de algemene situatie in Nigeria een 3 EVRM [8] -risico?
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met zijn verwijzing naar algemene landeninformatie niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Nigeria. Eiser heeft onder meer gewezen op de omstandigheden dat hij geen familie meer heeft, al lange tijd weg is uit Nigeria en geen identiteitsdocumenten meer heeft, en naar verwachting geen toegang zal hebben tot gezondheidszorg en andere publieke en private diensten. Daarbij heeft hij verwezen naar de passages over terugkeerders in het Algemeen Ambtsbericht Nigeria. [9] Hieruit blijkt weliswaar dat eiser bij terugkeer mogelijkerwijs geconfronteerd zal worden met een gebrekkige toegang tot werk, huisvesting en een ziektezorgverzekering, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een reëel risico op een schending van artikel 3 van het EVRM, gelet op de hoge drempel vervat in de jurisprudentie van het EHRM. [10]
Komt eiser in aanmerking voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden?
16. Eiser stelt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op humanitaire gronden. Zijn twee kinderen zijn in Nederland overleden en begraven. Bij uitzetting naar Nigeria zou eiser de graven van zijn kinderen nooit meer kunnen bezoeken. Volgens eiser is verweerder op deze omstandigheden onvoldoende ingegaan in het bestreden besluit.
16.1
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vb kan ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden verleend als sprake is van een schijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die de vreemdeling betreffen. Omdat dit een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft, toetst de rechtbank de toepassing van die bevoegdheid door verweerder terughoudend. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen gebruik te maken van die bevoegdheid. Verweerder heeft zich in het voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag van de partner van eiser op het standpunt gesteld dat in dit geval geen sprake is van een samenstel van bijzondere omstandigheden die leidt tot een schrijnende, onvoorziene en individuele situatie. Het is aan eiser om gemotiveerd aan te geven waarom dat standpunt berust op een ondeugdelijke motivering. Dat heeft eiser in dit geval niet gedaan. De enkele herhaling van zijn standpunt dat wel sprake is van een schrijnende situatie, zonder nadere toelichting die ziet op bijvoorbeeld de omstandigheden rondom, of oorzaak van het overlijden van zijn kinderen, is daarvoor onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

17. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Ook heeft verweerder in redelijkheid eiser geen reguliere vergunning op humanitaire gronden hoeven verlenen. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL23.22248
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
6.Pagina 16, nader gehoor.
7.Pagina 33, nader gehoor.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9.Algemeen Ambtsbericht Nigeria, 2023, pagina 84 en 85.
10.Zie bijvoorbeeld Sufi en Elmi, arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 28 juni 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0628JUD000831907, en het arrest M.S.S., ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609.