ECLI:NL:RVS:2013:BZ4449
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- H.G. Sevenster
- J. Oudeboon van Rooij
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de motivering van asielaanvraag door de staatssecretaris
In deze zaak heeft de Raad van State op 28 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een asielaanvraag door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De vreemdeling, die zijn aanvraag had ingediend, stelde dat de staatssecretaris ten onrechte zijn eerdere standpunt had gewijzigd zonder voldoende motivering. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het besluit van 18 mei 2011 niet deugdelijk was gemotiveerd, omdat de staatssecretaris niet had uitgelegd waarom hij van mening was veranderd over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de vreemdeling.
De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd is om terug te komen op zijn eerdere beoordeling, maar dat hij wel degelijk moet motiveren waarom hij tot een ander inzicht is gekomen. De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De grief van de staatssecretaris werd gegrond verklaard, en de Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank moest beslissen over de proceskosten in hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de staatssecretaris bij wijzigingen in zijn standpunt over de geloofwaardigheid van asielverhalen. Dit is cruciaal voor de rechtsbescherming van vreemdelingen die een asielaanvraag indienen, aangezien zij afhankelijk zijn van de beoordeling van hun situatie door de overheid.