ECLI:NL:RBDHA:2023:22216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
NL22.24261
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en medische omstandigheden in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Sierra Leoonse vrouw, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij ook verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris niet met de vereiste zorgvuldigheid had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de medische omstandigheden van eiseres, die lijdt aan posttraumatische stressstoornis (PTSS), onvoldoende waren gewogen in het kader van de Dublinverordening. De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris een aanvullend advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) had moeten inwinnen voordat hij het besluit nam. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres kreeg ook een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.24261
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] ,geboren op [geboortedatum] 1990, van Sierra Leoonse nationaliteit, eiseres

(gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Ch. R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 28 november 2022 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Dit beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 19 december 2022 op zitting behandeld. Op deze zitting is het onderzoek in beroep geschorst om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen advies te vragen aan het BMA [1] . Daarnaast heeft de voorzieningenrechter op 20 december 2022 het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toegewezen in de zin dat het de staatssecretaris verboden werd eiseres over te dragen aan Frankrijk voordat op het beroep is beslist. [2]
1.3.
Op 10 januari 2023 heeft het BMA advies uitgebracht. Eiseres heeft op 6 februari 2023 hierop gereageerd.
1.4.
Het beroep is vervolgens op 22 augustus 2023 weer op zitting gepland. Op 18 augustus 2023 heeft de staatssecretaris verzocht om aanhouding van de zaak in afwachting van een aanvullend BMA-advies. De rechtbank heeft op 21 augustus 2023 het verzoek om aanhouding van de staatssecretaris ingewilligd en bepaald dat de staatssecretaris uiterlijk op 18 september 2023 het aanvullende BMA-advies moet overleggen.
1.5.
Op 3 oktober 2023 is het aanvullend BMA-advies uitgebracht in de vorm van een niet-inhoudelijk afdoening van de adviesaanvraag.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 21 november 2023 nogmaals op de zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de staatssecretaris en de zus van eiseres, [zus van eiseres] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
4. Eiser heeft in het aanmeldgehoor verklaard dat zij in Sierra Leone is geboren, maar in Gambia is opgegroeid bij haar vader en stiefmoeder. Zij heeft recent, na het overlijden van haar vader, pas ontdekt dat dit niet haar biologische moeder is. Eiseres heeft verteld dat zij lesbienne is en dat zij door haar stiefmoeder is gedwongen om te trouwen met een 61-jarige man. Zij is met deze man naar Frankrijk gereisd. Vaststaat dat zij hiervoor beschikte over een visum voor kort verblijf. Eiseres heeft verteld dat zij in Frankrijk is weggelopen en dat zij toen een Nigeriaanse vrouw tegenkwam. Deze beloofde hulp en nam haar mee naar een huis. Eiseres heeft verteld dat zij daar is verkracht. Ook heeft de Nigeriaanse vrouw haar telefoon en papieren afgepakt. Drie andere vrouwen hebben haar toen meegenomen naar Nederland en hier is zij weer verkracht. Van deze verkrachting heeft zij aangifte gedaan.
4.1.
Aan het eind van het aanmeldgehoor is aan eiseres uitgelegd dat zij vrijwillig kan vertrekken naar Frankrijk, maar dat zij ook kan worden overgedragen. Op de vraag wat zij kiest, heeft zij geantwoord: “Dan ga ik zelfmoord plegen”. De gehoormedewerker heeft hiervan een calamiteitenmelding gedaan.
4.2.
In het azc [3] in [plaats 1] heeft eiseres gesprekken gehad met de POH GGZ [4] . In haar medische dossier staat als diagnose PTSS [5] . Vermeld is dat eiseres automutileert door zichzelf te krabben met lange halen of met een nagelknippertje uit haar benen hapjes huid te knippen. Zij heeft een zeer negatief zelfbeeld. Zij huilt hartverscheurend als je haar als 'mens' benadert. Eiseres voelt zich vertrouwder bij kinderen en dieren. Het is lastig voor eiseres dat alle mensen waar ze een band mee opbouwt, weggaan. Eind mei 2022 is eiseres overgeplaatst naar een ander azc in de regio [plaats 2] .
4.3
In het azc in [plaats 2] zijn de gesprekken die eiseres met de POH GGZ in [plaats 1] had niet direct opgepakt. Uiteindelijk is dat eind september 2022 wel gebeurd.
In het medisch dossier staat vermeld dat zij hallucinaties heeft. Zij ziet haar vader en is erg aan het huilen. Eiseres is niet goed meer te bereiken vanwege dissociatie. Eiseres is gevraagd om mee te lopen om haar polsen onder de koude kraan te houden. Dit helpt direct, zij kalmeert en maakt weer contact. Besproken is om eiseres door te verwijzen naar [locatie] . Uit de latere informatie blijkt dat het beter gaat, al zijn er nog steeds slaapproblemen en auditieve en visuele hallucinaties waarin zij haar vader ziet en hoort.
4.4
De behandelaar van eiseres, [behandelaar] , van de Gezondheidszorg Asielzoekers heeft met een e-mailbericht van 9 december 2022 informatie verstrekt over eiseres. Deze informatie is door het BMA betrokken bij zijn advies. Zij heeft verder vermeld dat het van levensbelang is dat [eiseres] in contact blijft en onder toezicht staat van haar zus en zwager. Zij dragen bij aan haar stabiliteit, helpen haar in het hier en nu komen wanneer ze dissocieert, te checken of ze medicatie heeft genomen en andere zelfzorg toepast.
4.5
Inmiddels woont eiseres bij haar zus, haar zwager en hun drie kinderen.
Totstandkoming van het besluit
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [6] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
Registertolk
6. Eiseres stelt dat zij ten onrechte niet gehoord is met behulp van een registertolk en dat dit leidt tot een schending van artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
6.1.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De rechtbank kan de staatssecretaris volgen dat het praktisch bijna onmogelijk is om alle gehoren in de [taal] -taal met een registertolk te laten plaatsvinden, aangezien er slechts enkele registertolken [taal] zijn ingeschreven. Bovendien heeft de staatssecretaris aangevoerd dat ook niet-registertolken moeten voldoen aan kwaliteits- en integriteitseisen voordat zij worden opgenomen in het tolkenbestand van de staatssecretaris. Daarnaast heeft eiseres tijdens het aanmeldgehoor gezegd de tolk goed te kunnen begrijpen, heeft zij correcties en aanvullingen kunnen indienen en met de zienswijze haar standpunten nader kunnen toelichten. Daarom kan de rechtbank de staatssecretaris volgen in het standpunt dat eiseres niet in haar belangen is geschaad door gehoord te worden met behulp van een niet-registertolk.
Het arrest C.K. [7]
7. Eiseres doet een beroep op het arrest C.K. Eiseres stelt dat overdracht aan Frankrijk een reëel en bewezen risico oplevert van een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar medische situatie. Zij verwijst ter onderbouwing van haar medische situatie naar haar medische dossier en het e-mailbericht van Nour Brinkman. De staatssecretaris had voorafgaand aan het nemen van een bestreden besluit een BMA-advies moeten laten opstellen.
7.1.
De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat van een situatie als in het arrest C.K. geen sprake is. Naar aanleiding van het beroep heeft hij alsnog een advies door het BMA laten opstellen. Dit advies heeft de staatssecretaris geen aanleiding gegeven om zijn standpunt te herzien. De staatssecretaris heeft op 18 augustus 2023 aanleiding gezien om aan het BMA om een nader advies te vragen. De staatssecretaris is na het uitbrengen van dit advies bij zijn standpunt gebleven.
7.2.
Uit het arrest C.K. volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de overdracht van een vreemdeling met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening op zichzelf bezien een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand kan inhouden. Dit kan ertoe leiden dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen om na te gaan of bij de overdracht een risico bestaat op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest [8] .
7.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres voorafgaand aan het besluit haar patiëntendossier heeft overgelegd en dat ten aanzien van haar een calamiteitenmelding is gedaan. Dit had voor de staatssecretaris aanleiding moeten zijn om het BMA om advies te vragen. De staatssecretaris heeft het advies echter pas na het nemen van het bestreden besluit gevraagd. Daarmee heeft de staatssecretaris het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Dat betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank zal hierna beoordelen of de staatssecretaris met het inwinnen van advies bij het BMA het geconstateerde gebrek hersteld heeft.
7.4.
Het BMA heeft het advies gebaseerd op het patiëntendossier en het emailbericht van Nour Brinkman. In het advies van het BMA staat het volgende:
“Uit de informatie van de behandelaar blijkt dat betrokkene klachten heeft in het kader van een Posttraumatische stress stoornis ( PTSS). Als klachten worden o.a. genoemd slaapproblemen , concentratieproblemen, recidiverende intrusieve herinneringen , vermijdingsgedrag, hypervigilantie (verhoogde waakzaamheid) , dissociatieve klachten (soort beschermingsmechanisme om nare herinneringen/ ervaringen te ontlopen), overdreven schrikreacties. Voorheen had betrokkene ook visuele en akoestische hallucinaties. De klachten passen bij een PTSS. Met betrekking tot eventuele suïcidaal gedrag geeft behandelaar aan te weten dat betrokkene in het verleden pogingen heeft ondernomen. Niet duidelijk is echter of de informatie hierover afkomstig is van betrokkene zelf , of dat er destijds sprake was geweest van gedocumenteerde tentamen suïcide. Ik heb uit de informatie van de behandelaar verder geen aanwijzingen dat er thans sprake is van suïcidaal gedrag.
Ja. betrokkene staat voor haar psychische klachten onder behandeling van de POH GGZ (1e lijns GGZ)
Behandeling van de psychische klachten is gericht op stabiliseren van de situatie , praktische handvaten voor bijvoorbeeld hoe om te gaan met dissociatieve klachten en verder verwijzing naar specialistische GGZ i.k.v. traumabehandeling.”
Het BMA adviseert begeleiding bij de reis door een psychiatrisch verpleegkundige. Verder adviseert het BMA dat eiseres een schriftelijke overdracht van haar medische gegevens meeneemt en voldoende medicatie om de periode van de reis te overbruggen.
7.5.
De staatssecretaris heeft zich na het uitbrengen van dit advies op het standpunt gesteld dat een nader advies van het BMA nodig was. Het BMA heeft met een brief van 3 oktober 2023 gemeld dat hij van één van de huisartsen van eiseres informatie heeft ontvangen. Op de nadere vragen die het BMA heeft gesteld aan de huisarts heeft het BMA geen antwoord gekregen. Zonder reactie op die vragen kan het BMA geen medisch advies opstellen. De rechtbank stelt vast dat eiseres toestemming heeft verleend om informatie in te winnen bij Nour Brinkman en twee huisartsen werkzaam bij het COA. Meer kon eiseres niet doen. Het betreft immers artsen die eiseres niet zelf heeft gekozen, maar die werkzaam zijn bij het azc. Gebleken is dat eiseres inmiddels onder behandeling staat van [locatie] . Eiseres heeft inmiddels toestemming gegeven om informatie in te winnen bij haar behandelaars. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet zonder nader advies van het BMA de asielaanvraag buiten behandeling mag stellen. Er is dus geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. Uit een oogpunt van finale geschilbeslechting zal de rechtbank nog ingaan op het beroep van eiseres op artikel 16 en 17 van de Dublinverordening.
Artikel 16 van de Dublinverordening
8. Eiseres stelt dat zij afhankelijk is van de hulp van haar zus in Nederland en daarom met haar zus herenigd wil worden.
8.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiseres niet afhankelijk is van de zorg van haar zus. Uit het medisch dossier blijkt niet dat tussen eiseres en haar halfzus sprake is van een afhankelijkheidsrelatie en/of dat haar zus een zodanige unieke positie als haar zorgverlener inneemt dat zij niet of zeer moeilijk door anderen is te vervangen.
8.2.
De rechtbank overweegt dat de lidstaten er normaal gesproken voor zorgen dat de verzoeker kan blijven bij of wordt herenigd met zijn kind, broer of zus, of ouder als zij afhankelijk zijn van elkaars hulp. De afhankelijkheid moet zijn gebaseerd op een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd. [9] Voor een afhankelijkheidsrelatie moet eiseres aannemelijk maken dat zij alleen van haar zus afhankelijk is voor het verlenen van de vereiste zorg. Dit betekent dat haar zus een zodanig unieke positie als haar zorgverlener moet innemen dat zij niet of zeer moeilijk door anderen is te vervangen. [10] Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daar niet in geslaagd. Het is duidelijk dat de zus een belangrijke rol speelt omdat eiseres bij haar rust vindt. Zij kan bijvoorbeeld ook ingrijpen op het moment dat eiseres decompenseert door te zorgen dat eiseres haar polsen onder de koude kraan houdt. Ook helpt het als de zus meegaat naar de behandeling. Dit betekent echter niet dat zij niet of zeer moeilijk te vervangen is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening: bijzondere individuele omstandigheden
9. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende duidelijk heeft gemaakt hoe de door haar aangevoerde feiten en omstandigheden zijn gewogen in het kader van de discretionaire bevoegdheid met betrekking tot artikel 17 van de Dublinverordening. De staatssecretaris dient naar de mening van eiseres ook de feiten en omstandigheden die in het kader van artikel 16 van de Dublinverordening zijn aangevoerd te betrekken bij de vraag of artikel 17 van toepassing is.
9.1.
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 16 en artikel 17 van de Dublinverordening afzonderlijke artikelen zijn en dat de omstandigheden van artikel 16 niet betrokken kunnen worden bij artikel 17 van de Dublinverordening. Volgens de staatssecretaris maken de door eiseres aangevoerde omstandigheden afzonderlijk dan wel bezien in onderlinge samenhang niet dat sprake is van omstandigheden waardoor onverplicht toepassing zou moeten worden gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
9.2.
De staatssecretaris kan in individuele gevallen gebruik maken van de bevoegdheid van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag aan zich te trekken, maar volgens het beleid, neergelegd in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000, maakt de staatssecretaris terughoudend gebruik van deze bevoegdheid.
9.3.
De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit en op de zitting de verschillende omstandigheden van deze zaak op zichzelf beoordeeld, maar de rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd hoe die verschillende omstandigheden in samenhang zijn beoordeeld. De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt hiertoe als volgt.
9.3.1.
De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat de medische omstandigheden onvoldoende zijn voor een geslaagd beroep op artikel 16 van de Dublinverordening, zoals de rechtbank ook in rechtsoverweging 8.2. heeft geoordeeld. Dat betekent echter niet dat deze medische omstandigheden geen (zwaarwegende) rol kunnen spelen in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening. [11] De staatssecretaris heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd dat de omstandigheid dat de medische omstandigheden niet voldoen aan de drempel van artikel 16 van de Dublinverordening maakt dat die omstandigheden, in samenhang met de overige omstandigheden (die in ieder geval bestaan uit wat eiseres zegt te hebben meegemaakt in Frankrijk en Nederland en de lange duur van de procedure), geen bijzondere omstandigheden in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening kunnen betreffen. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd welk gewicht hij aan de medische omstandigheden van eiseres heeft toegekend in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening, nu niet in geschil is dat eiseres PTSS heeft en zij baat heeft bij de aanwezigheid van haar zus en de kinderen van haar zus. Ook heeft de staatssecretaris niet inzichtelijk gemaakt hoe de gestelde ervaringen in Frankrijk en in Nederland en de lange duur van de procedure zijn meegewogen voor de eventuele toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. De staatssecretaris heeft verder terecht gesteld dat de aanwezigheid van de familie van eiseres op zichzelf onvoldoende is om te spreken van bijzondere omstandigheden. Toch is de rechtbank van oordeel dat ook deze omstandigheid een zwaarwegende rol kan spelen en in combinatie met andere omstandigheden kan maken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven voor de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd hoe de aanwezigheid van de familie van eiseres in samenhang met de andere omstandigheden is beoordeeld. Dat betekent dat deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de staatssecretaris op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
10.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor tien weken.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet de staatssecretaris de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 28 november 2022;
- draagt de staatssecretaris op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak; en,
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Roefs, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bureau Medische Advisering.
2.NL22.24262.
3.Asielzoekerscentrum.
4.Praktijkondersteuner huisartsen voor geestelijke gezondheidszorg.
5.Posttraumatische stressstoornis.
6.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
7.Arrest van het HvJEU van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127, in de zaak C.K. tegen Slovenië.
8.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
9.Dit volgt uit artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2296.
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag van 25 oktober 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:13671. Bekrachtigd bij uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:474.