ECLI:NL:RBDHA:2023:2211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
C/09/616651 / HA ZA 21-750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van raamovereenkomst en onderhoudsovereenkomst tussen de Staat der Nederlanden en Centigon France SAS wegens gebreken aan geleverde gepantserde voertuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie) en Centigon France SAS. De Staat vorderde ontbinding van een raamovereenkomst en een onderhoudsovereenkomst, die betrekking hadden op de levering van gepantserde SUV's, vanwege ernstige gebreken aan de geleverde voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de SUV's niet voldeden aan de overeengekomen specificaties en dat de gebreken, waaronder problemen met het remsysteem en de stuurkolom, aanzienlijke veiligheidsrisico's met zich meebrachten. Centigon had de gebreken niet tijdig hersteld, ondanks een gegeven termijn. De rechtbank concludeerde dat de Staat gerechtigd was de overeenkomsten te ontbinden en dat Centigon verplicht was tot terugbetaling van de ontvangen bedragen, inclusief een contractuele boete. Centigon's vorderingen in reconventie werden afgewezen, omdat de ontbinding van de overeenkomsten rechtsgeldig was. De rechtbank benadrukte dat de gebreken de kern van de prestatie raakten en dat de Staat geen vertrouwen meer kon hebben in Centigon.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/616651 / HA ZA 21-750
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van
STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN DEFENSIE)te Den Haag,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. H.J.S.M. Langbroek te Den Haag,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
CENTIGON FRANCE SASte Lamballe, Frankrijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Deckers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de Staat en Centigon genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 4 juni 2021, met producties 1 t/m 20;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 t/m 11;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 21 en 22;
  • het tussenvonnis van 20 juli 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de akte overlegging producties van Centigon, met producties 12 t/m 18.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 6 december 2022. Daarbij is door de advocaten het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die in het geding zijn gebracht. Partijen hebben over en weer hun standpunten verder toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat partijen tijdens de zitting hebben gezegd. Die aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Tenslotte is een datum bepaald voor vonnis.

2.De feiten

2.1.
Centigon is een naar Frans recht opgerichte vennootschap, die zich bezig houdt met het bepantseren van voertuigen.
2.2.
In het kader van een aanbesteding heeft de Staat uitgevraagd de levering van gepantserde
Sports Utility Vehicles(SUV’s) die voldeden aan bepaalde (Europese) specificaties. Centigon heeft in verband met die uitvraag de levering van Toyota Landcruisers 200 (LC-200) aangeboden.
2.3.
De Staat is met die aanbieding akkoord gegaan. Na de voorlopige gunningsbeslissing heeft Centigon laten weten dat zij niet in staat zou zijn de aangeboden voertuigen te leveren, omdat die niet op de markt beschikbaar waren. De Staat heeft vervolgens – tijdens een bijeenkomst voorafgaand aan het ondertekenen van de onder 2.4 bedoelde overeenkomst – de suggestie gedaan aan Centigon om te onderzoeken of de levering van Amerikaanse Toyota LC-200’s tot de mogelijkheden behoorde. Centigon is dit nagegaan en heeft hierop positief gereageerd.
2.4.
Op 18 december 2017 hebben partijen een
Framework Agreement(hierna: Raamovereenkomst) gesloten op grond waarvan Centigon ertoe gehouden was om – na een afroeporder van de Staat – gepantserde SUV’s te leveren. Tot de Raamovereenkomst behoort een bijlage, te weten het
Programme of Requirements(hierna: Programma van Eisen), waarin de vereisten stonden beschreven waaraan een SUV diende te voldoen.
2.5.
Bij e-mail van 21 december 2017 heeft Centigon nog enkele wijzigingen van de raamovereenkomst voorgesteld, die de Staat heeft geaccepteerd. Deze wijzigingen hebben vervolgens geleid tot een aantal aanpassingen in het Programma van Eisen middels een zogenaamde
Engineering Change Proposal(ECP). Dit ECP is op 2 maart 2018 door Centigon ondertekend. Daarin is onder andere de eis dat een Europees basisvoertuig zou worden gebruikt gewijzigd in de eis dat een Amerikaans basisvoertuig zou worden gebruikt. Dit is het zogenaamde
Base Unit-vereiste.
2.6.
Op 2 februari 2018 heeft de Staat – ten behoeve de werkzaamheden van de Koninklijke Marechaussee – op grond van de Raamovereenkomst een order geplaatst voor de levering van 16 SUV’s, waarmee een bedrag was gemoeid van in totaal € 4.881.193 (exclusief BTW).
2.7.
Op 5 februari 2018 heeft de Staat een tweede order geplaatst voor de levering van twee SUV’s waarmee een bedrag gemoeid was van € 595.582 (exclusief BTW).
2.8.
Op 25 juli 2018 hebben partijen een
Maintenance Agreement(hierna: Onderhoudsovereenkomst) gesloten op grond waarvan Centigon ertoe gehouden was om onderhoud en aanverwante diensten te verrichten met betrekking tot de te leveren SUV’s. Op grond van artikel 3 van de Onderhoudsovereenkomst heeft Centigon het onderhoud vervolgens uitbesteed aan Louwman Dealer Group B.V. (hierna: Louwman ).
2.9.
Op 4 december 2018 heeft de Staat een derde order geplaatst voor de levering van nog zes SUV’s. Hiermee was een bedrag gemoeid van € 1.819.436,64 (exclusief BTW).
2.10.
De onder de eerste en tweede orde bestelde 18 SUV’s zijn in de periode van 11 oktober 2018 tot en met 7 februari 2019 geleverd. De Staat heeft de door Centigon hiervoor opgestelde conformiteitscertificaten ondertekend.
2.11.
Bij brief van 8 mei 2019 heeft de Staat aan Centigon meegedeeld dat er aan de inmiddels in gebruik genomen 18 SUV’s diverse gebreken waren geconstateerd:
“Since these vehicles have been taken into use, several defects have been identified.
Defects that pose a major safety hazard are:
  • Explosion hazard due to Increasing temperature and pressure in the fuel tank;
  • Braking pump issues that may result in loss of braking pressure or even total loss of braking action;
  • Incorrect assembly of the steering column which may result in a total loss of control of the vehicle;
Other identified defects that may cause safety hazards are:
  • Cracked windshields;
  • Electrical issues due to poor assembly, wiring, welding and poorly fitted wires and cable harnesses;
  • Corrosion due to grinding of the armoured plates;
  • Severe water leakages due to faulty assembly.”
2.12.
In deze brief heeft de Staat Centigon verzocht de SUV’s terug te halen naar de fabriek, deze voertuigen verder te onderzoeken en de gebreken te herstellen. Voor dit herstel heeft de Staat Centigon de tijd gegeven tot 2 september 2019. De Staat heeft aangekondigd de overeenkomsten te zullen ontbinden als deze termijn niet werd gehaald of als na het herstel nog gebreken zouden worden geconstateerd.
2.13.
Naar aanleiding van deze brief hebben partijen op 15 mei 2019 een bespreking gehouden in Utrecht.
2.14.
Bij brief van 29 mei 2019 heeft Centigon aan de Staat het volgende meegedeeld:
“On behalf of Centigon France, I extend our sincerest apologies for all defects identified on the armoured Toyota LC 200 delivered to the Marechaussee, and the safety hazards that they may have caused.
Be sure our team weighs up the operational and political stakes the Marechaussee and DMO
are currently facing. At Centigon France, it is our most urgent priority to ensure the quality and reliability of your vehicles and restore mutual trust.
As a result of our current investigations, you will find enclosed our action plan and the related schedule aiming at the completion of all activities by 2 September 2019 at the latest.
As you may see, we are still looking for an independent third party to examine the quality of the work in progress and assembled vehicles. During the meeting held in Utrecht on 15 May, we had agreed to resort to Bureau Veritas, but they declined the assignment for it is outside their field of expertise.
Our team remains available at any time, should you need any further information or clarification about the introduced measures leading to sustainable solutions.”
2.15.
Bij e-mail van 3 juni 2019 heeft Centigon aan de Staat gevraagd om – in plaats van Bureau Veritas – in te stemmen met de heer [de deskundige] (hierna: [de deskundige] ) als deskundige ten behoeve van de controle van de door Centigon te verrichten reparaties aan de SUV’s. De Staat heeft die instemming gegeven bij e-mail van 7 juni 2019.
2.16.
[de deskundige] heeft per voertuig een rapport van zijn bevindingen opgesteld en hij heeft een algemeen rapport opgesteld. In zijn (algemene) rapport van 10 juli 2019 heeft [de deskundige] het volgende geconcludeerd:
1. Regarding the steering column
It has been established that the mechanical wear observed in the connection between the steering column and the VGRS shaft, as well as on the body of this housing, were the result of abnormal mechanical stresses generated by a slight geometrical shift in the assembly, the origin of which was the result of the integration of shielding elements.
Those wearing then developed due to the very design of the VGRS box, which does not support the slightest shift, given its inertia and according to the mode of driving on which depend the corrections it exerts.
It was particularly difficult to anticipate this disorder, as the differences between the original design and the version transformed by CENTIGON were small, especially since it also results (as indicated above) from the driving mode.
After the appearance of the first anomalies, this cause was quickly identified by CENTIGON.
Our investigations, and particularly the macroscopic examination of the link (steering column shaft/ VGRS sliding yoke), confirmed the diagnosis.
As part of this mission, we also found that it was remedied by fully restoring the geometry of the entire steering column as originally defined by the manufacturer, and removing any abnormal stresses.
We therefore confirm that the vehicle, thus transformed, is compliant on this point.
The reliability of the solution thus provided could eventually be subject to a visual check as part of routine maintenance operations due to time or mileage covered.

2.Regarding the hydraulic braking system

It has been established that the brake pressure defect that occurred after the brake caliper exchange was the result of an imperfect hydraulic system bleed.
The procedure recommended by the manufacturer requires in fact to be able to place the brake pedal at the end of its stroke, which could interfere with the positioning of the shield of the VGRS box which tangent the brake pedal.
The modification of the shield of the VGRS case and its repositioning eliminated the possibility of contact with the brake pedal.
In addition, it was found that the purging performed according to the manufacturer’s
specifications providing the brake calipers (specific to the transformed vehicle) allowed to purge the entire air of the hydraulic circuit.
We therefore confirm that the vehicle, thus transformed is compliant on this point.

3.Regarding the fuel tank

It was determined that the fuel tank leakage was caused by the deformation of the gauging well gasket, which allowed a flow of gasoline when the fuel tank was full.
This gasket has been replaced and correctly positioned. We therefore confirm that the vehicle is compliant on this point.
Furthermore, it has not been found the presence of fumes or vapors in the area of the filling pipe was not found. Failing recognition, we can not specify the cause and indicate whether it can come from condensation or ventilation (pressurization seems to be excluded because it has not been observed symptoms of a gas expansion at the opening of the tank).
However, this is not uncommon and can sometimes result from a ventilation defect in the cap.
For this reason, we recommend repositioning the original cap which has no key but is protected by a secure hatch.”
2.17.
Bij brief van 2 augustus 2019 heeft Centigon aan de Staat meegedeeld dat zij niet in staat was om het herstel af te ronden vóór 2 september 2019. In de brief heeft Centigon een schema opgenomen, waaruit volgt dat de gerepareerde SUV’s in de periode van 5 september 2019 tot en met 7 oktober 2019 zouden worden teruggebracht.
2.18.
Bij brief van 3 oktober 2019 heeft de Staat aan Centigon, onder meer meegedeeld dat Centigon niet binnen de gestelde termijn tot 2 september 2019 was nagekomen en dat er aan een aantal van de inmiddels teruggebrachte 15 SUV’s opnieuw gebreken waren geconstateerd die grote veiligheidsrisico’s vormden, zoals problemen met de rempomp en onjuiste montage van de stuurkolom. De Staat heeft zich in de brief op het standpunt gesteld dat Centigon haar verplichtingen niet was nagekomen en in verzuim was, zowel wat betreft de termijn als de kwaliteit en veiligheid en dat op grond hiervan:
  • de Staat een derde partij zou aanstellen om de gebreken te herstellen op kosten van Centigon;
  • de termijn van het garantiebeding voor alle 18 SUV’s opnieuw zou gaan lopen;
  • de derde order werd ontbonden;
  • de aanbetaling van € 100.617 voor de derde order werd teruggevorderd;
  • de Staat vergoeding vorderde van de kosten voor het inzetbaar maken van andere voertuigen tot een bedrag van € 52.609,72, inclusief BTW.
2.19.
Naar aanleiding van deze brief heeft er op 30 en 31 oktober 2019 in [plaats] een inspectie plaatsgevonden van de SUV’s. Hierbij waren vertegenwoordigers aanwezig van de Staat, Centigon en Louwman .
2.20.
Het door Centigon opgestelde verslag van de inspectie vermeldt onder meer het volgende:
1) EVAP (Evaporative Emission Control System) hose chafing against wire harness
# Car chassis concerned: [nummer 1]
Action: Louwman proposes to move wire from EVAP hose to avoid chafing.
1.5
hours of labour estimated by Louwman
0.5
hours estimated by Centigon France.
Centigon France agrees to have Toyota Louwman perform this modification.
2) Coolant hoses fire wall chafing against armoured plate
# Car chassis concerned: [nummer 2]
Action: armoured plate should be reworked to avoid chafing again coolant hoses.
For ballistic purposes, TNO should be asked to approve the new design.
Centigon France will then send a prototype to Louwman for approval.
Upon approval, Centigon will implement this solution on the 18 cars.
For the approval of the prototype, Louwman estimates that maximum 8 hours of labour could be necessary.
3) Right front tyre rubbing against inner fender while steering wheel is 1.7 cm out of
normal position in forward direction
# Car chassis concerned: [nummer 3]
Geometry setup is at the maximum.
Action: a complete geometry needs to be done.
Louwman estimates the cost at € 150.
Centigon France agrees to have Toyota Louwman perform this adjustment.
4) DTC C1AB1 B+ malfunction blind spot monitor BSM light in right mirror remains lit
# Car chassis concerned: [nummer 5]
Action: Louwman should investigate with the support of Centigon France to fix this issue.
Maybe some armoured plate should be dismounted. Joint efforts are needed between Centigon France and Louwman . As of October 31, Louwman does not want to touch any wire and leaves Centigon France to find a solution alone.
Centigon France will handle this issue.
5) Lower part dashboard under steering column fixing pin missing
# Car chassis concerned: [nummer 6]
Action: Centigon gave a new part to Louwman on October30 in order to replace It.
Louwman estimates that 1 hour of labour is necessary for this replacement.
Centigon France agrees with this proposal.
6) Top lid fuse box missing
# Car chassis concerned: [nummer 8]
Action: Centigon gave a new part to Louwman on October 30 in order to replace it.
Louwman estimates that 0.5 hour of labour is needed for this replacement.
Centigon France agrees with this proposal.
7) DTC codes airbag system, warning light on dashboard stays on. open circuit as a result of poor contact in several connectors of knee airbag dummy, curtain airbag dummy and seat belt tensioner dummy rear.
# Car chassis concerned: [nummer 9]
lssue: on 9 cars the resistor is crimped and needs to be soldered.
Action: Centigon should repair 14 resistor connectors in 9 cars.
Louwman does not wish to intervene on this point. Centigon France will handle this issue.
8) Brake system pedal pressure test while driving, brake pedal keeps sinking (soft)
# Car chassis concerned: [nummer 10]
On the 18 cars the braking system is working, but the feeling when pressing the brake pedal is a littlebit different on 4 cars (08/10/13/14).
Action: Centigon France will further investigate for the 4 cars involved.
Louwman does not want to take any responsibility about the braking system.
9) Front left brake disc damaged
# Car chassis concerned: [nummer 11]
Action: Centigon gave a new disc to Louwman on October 30 in order to replace it.
Louwman estimates that 1.2 hours of labour are necessary for this replacement.
Centigon France agrees with this proposal.
10) Bleeder valve on brake caliper, not tightened properly, brake fluid leak, loss of pressure
# Car chassis concerned: [nummer 11]
Action: Louwman already tightened the brake caliper.
Centigon France proposes to deliver a new brake caliper if needed.
However, Louwman does not want to further fix this item.
Centigon France will handle this issue.
11) Steering column assembly
# Cars chassis concerned: [nummer 12]
Centigon France implemented Toyota instructions as per the following manual:
EN_ INSTALLATION steering actuator.pdf
Therefore, Centigon France deems that no further action is required.
On its side, Toyota Louwman advises to center the bolt in the hold but declines the possibility to perform the task.
For DMO’s sake, Centigon France agrees to follow Toyota Louwman ’s recommendation.
Moreover, Centigon France is asked to clean the grease in all cars to allow Louwman to make visual control on the steering column system.
12) Other issues
a. Windscreen
Centigon France will provide schematic diagrams to prove the ballistic integrity is not affected.
This topic will also be discussed with TNO.
b. Sunroof sealing joint
Centigon France should replace the sunroof joint of - [nummer 13] registered vehicle and check the 17others.
c. Plastic part in wheel arched missing on 17 cars
The [nummer 14] registered vehicle is ok.
Centigon France should provide all missing parts and fix them.
d. TPMS light
DMO asks to remove the light on the dashboard. Centigon France has investigated whether this
operation is possible on this LC200 VX and confirms it is feasible.”
2.21.
Bij brief van 14 november 2019 heeft Centigon aan de Staat een reactie gestuurd op het inspectieverslag. Hierbij heeft Centigon het volgende meegedeeld:
“Despite all the resources deployed by Centigon France in the recent months at the expense of its own business, I was deeply concerned to learn that deficiencies remained on the 18 armoured Toyota LC200 vehicles that were reworked and sent back to DMO in [plaats] . As you know, 3 members of my team went to [plaats] on October 30 & 31 to inspect the vehicles with the third party DMO appointed for that purpose. In the minutes of meeting that were shared with you on November 8, Centigon France acknowledged most defects and committed to fixing them immediately, with or without the help of a third party upon DMO’s instructions.
l would like to apologize again for this situation and the operational problems inevitably caused to the Royal Netherlands Marechaussee. You can rest assured that Centigon France will assume full responsibility for the fixing of the identified shortcomings and the related costs. Concrete solutions are being designed and will be submitted to DMO very soon for approval.
In addition, I am pleased to confirm that Centigon France has issued a new warranty period for the 18 vehicles with the timeframes mentioned in article 14- WARRANTY of Agreement [number 1] , starting from October 5, 2019.
In accordance with article 27- LIABILITY of Agreement [number 1] , Centigon France also agrees to support the refurbishment costs of other vehicles used by the Marechaussee on the basis of invoices to be provided by DMO.
Lastly, Centigon France has taken note of DMO’s decision to cancel the purchase order for 6 vehicles ref. [number 2] dated December 4, 2018, worth €1.8m.
Despite the breach of trust DMO may feel towards Centigon France, we guarantee that Centigon France is implementing appropriate solutions in order to make the vehicles fully compliant with your expectations.”
2.22.
Naar aanleiding van de inspectiebijeenkomst heeft Louwman haar werkzaamheden voor Centigon opgeschort. Bij e-mail van 26 november 2019 heeft Louwman aan Centigon daarover, onder verwijzing naar de onder 2.23 bedoelde brief aan de Staat, geschreven:
“We inform you that due to the nature of the current defects we have come to the unavoidable decision, that until the moment the defects with the brake system and steering columns are solved, we do not wish to accept the heavy responsibility of putting the MoD LC 200 vehicles on the road after maintenance.
We fear the safety of drivers (and bystanders) is at stake. We therefore have decided totemporarilysuspend our contractual obligations of maintenance of the MoD LC 200 vehicles in this regard.
We willonlyperform maintenance under the strict condition we cannot be held responsible for any accident caused by malfunctioning of the vehicle especially of the braking system of the vehicles, and thus on the condition that we are exempt from any liability. Further we will only perform services under the condition of payment in advance.
Once a matters have been resolved, we will discontinue the (partial) suspension and resume our contractual obligations.”
2.23.
Bij brief van 26 november 2019 heeft Louwman aan de Staat, voor zover nu van belang, het volgende meegedeeld:
In response to the Minutes of Meeting MoD BL Project, October 30/31 2019 (hereinafter: ‘minutes”) and with reference to our e-mail of November 6th, 2019, GMT 21:23, we inform you as follows.
Louwman Dealerbedrijven have studied the minutes extensively. We have set out our advice below with reference to the numbering of the minutes:
Points 1), 3) 5), 6), 9)
In our opinion these points can be solved as proposed, but wish to report that point 3) can be caused by a defect which we have not diagnosed. The geometry adjustment might thus not be a permanent solution.
Point 2)
We will review the prototype after approval of TNO and will share our findings.
Point 4), 7), 10)
As stated in the minutes, we will not perform any work on the resistor connectors nor the brake calipers. We feel obliged to report that point 7) is in our opinion caused by rapid or incorrect assembly. The problem of point 4) is discovered in only one vehicle and the origin cannot be guessed by us, but we think it might be a problem with the wiring or sensors.
Considering the brake caliper on vehicle ( [nummer 11] ), we advise to replace the brake caliper and we explicitly refer to what we stated under point 8).
We consider the abovementioned appropriate solutions as far as we can judge, in the light of
our technical knowledge of the original Land Cruiser and the lack of knowledge of the design
of Centigon for the vehicle. We therefore - regrettably - cannot guarantee at all that the
solutions will work and/or permanently solve the problems found, because we do not know
the origins of the problems found and cannot devise the origins of the problems.
Point 12)
On point 12 we cannot state anything specific.
Point 11)
We wish to emphasize that a wrong assembled/mounted steering column, in this case the
lack of centered bolts/locking pin in some vehicles, might cause excessive steering deviations in the future or even wandering of the vehicle while driving. In a worst case scenario, and especially due to our visually observed deviations per vehicle (which we haven’t been able to measure) in the angle of the steering column in this vehicle and chance on excessive wear of the material, it might come completely loose, with unacceptable consequences: complete loss of control of the vehicle in motion. Therefore we stress that all bolts must be dead-centered and we assume this can be realized by Centigon.
Point 8)
We have already expressed our concerns about the braking system on each of the vehicles, in particular our doubts about the permanence of the current functioning of the braking system on the vehicles. For example, the brake point on each vehicle differs, some are too low/far, others are too high/short, as does the braking pressure differ and in some cases brake pressure had to be build up which is absolutely not permitted by Toyota’s technical standards. We therefore have no confidence, purely based on Toyota’s technical standards, that the braking system is completely safe on all vehicles.
Although we have comprehensively considered all possible causes, we cannot identify an unequivocal, no single, cause. We think the brake system in its entirety (all parts of it, including original parts) might not be suitable for the vehicle’s weight. It even might be brake fluid or brake lines with unsuitable specifications. A (complete) redesign of the system might even be necessary. We do presume a solution can be found by Centigon, but we do not know at what costs, time and effort.
Future defects
We wish to emphasize that we cannot and will not take any responsibility for deficiencies/defects that may arise in the vehicles in the future. We will of course remain vigilant in the future for defects that may compromise the safety of the vehicles and thus the safety of your drivers. Nevertheless we consider ourselves obliged to report that due to the diversity in the construction of each individual vehicle, in the sense that we have noted that not every vehicle is exactly the same construction wise, we cannot make any estimate of the probability of any or what kind of defect might occur and what effect a defect might have.
Conclusion
Due to the nature of the current defects we have come to the unavoidable decision that until the moment the defects with the brake system and steering columns are solved, we do not wish to accept the heavy responsibility of putting vehicles on the road after maintenance. We have decided to temporarily suspend our contractual obligations in this regard toward Centigon. (…)”
2.24.
Bij brief van 16 december 2019 heeft de Staat aan Centigon meegedeeld de Raamovereenkomst en de Onderhoudsovereenkomst te ontbinden, op grond van het volgende:
“Since Centigon Frans SAS had not performed to contract and the safety issues still remain, despite several issues, I herewith hold Centigon France SAS to be in default. This concerns both the deadline as well as quality and safety. The Defence Materiel Organisation and the Marechaussee have lost all confidence that the current issues will be resolved satisfactory and furthermore that the vehicles can be used safely.”
2.25.
Bij brief van 17 december 2019 heeft Centigon zich op het standpunt gesteld dat de non-conformiteit de ontbinding van de overeenkomsten niet rechtvaardigde en dat aan de Staat het inroepen van de garantiebepaling van artikel 14 van de Raamovereenkomst ten dienste stond.
2.26.
Nadere correspondentie tussen partijen heeft niet tot andere standpunten geleid, waarna de Staat bij brief van 13 oktober 2020 Centigon heeft gesommeerd om over te gaan tot betaling € 5.561.669,59 (€ 5.476.775 + € 84.894,59) vóór 31 oktober 2020. Centigon heeft hieraan niet voldaan.
2.27.
De SUV’s worden als gevolg van de door de Staat gestelde gebreken niet gebruikt en staan opgeslagen in een door de Staat gebruikte loods.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De Staat vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht te verklaart dat de Raamovereenkomst en de op grond daarvan geplaatste
purchase ordersen de Onderhoudsovereenkomst buitengerechtelijk zijn ontbonden, althans de ontbinding daarvan uit te spreken;
II Centigon veroordeelt tot (terug)betaling van een bedrag van € 5.476.775, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
III Centigon veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 100.617, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
IV Centigon veroordeelt tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 547.677,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
V subsidiair - voor het geval vordering IV niet voor toewijzing in aanmerking komt - Centigon veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 84.894,59 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening;
VI Centigon veroordeelt in de kosten van deze procedure, zulks met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de vijftiende dag na de datum van het vonnis;
VII Centigon veroordeelt in de nakosten.
3.2.
Aan deze vorderingen legt de Staat, samengevat, de volgende stellingen ten grondslag. De door Centigon geleverde SUV’s vertoonden al op 8 mei 2019 ernstige gebreken, zoals de Staat in haar brief van 8 mei 2019 heeft meegedeeld en Centigon heeft erkend. Op grond van artikel 12 lid 3 van de Raamovereenkomst was Centigon direct in verzuim, omdat sprake was van een fatale termijn. Uit het oogpunt van redelijkheid heeft de Staat Centigon nog een termijn tot 2 september 2019 gegund om de gebreken te herstellen. Centigon heeft laten weten niet in staat te zijn de gebreken vóór 2 september 2019 te herstellen. Daardoor is opnieuw verzuim ingetreden. Bovendien heeft Centigon ook binnen de door haar gehanteerde langeretermijn niet behoorlijk gepresteerd, zoals blijkt uit het inspectieverslag en de bevindingen van Louwman . Tegen deze achtergrond heeft de Staat de Raamovereenkomst, de op grond daarvan geplaatste drie orders en de Onderhoudsovereenkomst op 16 december 2019 mogen ontbinden. Hieruit volgt dat Centigon tot terugbetaling is gehouden. Daarnaast is Centigon de contractuele boete ex artikel 13 Raamovereenkomst verschuldigd, althans schadevergoeding ex artikel 27 Raamovereenkomst.
3.3.
Centigon concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Centigon vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I de Staat veroordeelt tot betaling van de onbetaalde factuur van 7 februari 2019 ten bedrage van € 197.174;
II de Staat veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 817.524 aan schadevergoeding voor de ontbinding van de derde order;
III de Staat veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
3.6.
Aan deze vorderingen legt Centigon, samengevat, de volgende stellingen ten grondslag. Nu Centigon aan haar contractuele verplichtingen heeft voldaan, heeft de Staat de Raamovereenkomst, de afzonderlijke orders en de Onderhoudsovereenkomst niet mogen ontbinden. Daarom vordert Centigon betaling van het openstaande bedrag voor de eerste order. Daarnaast dient de Staat de schade te vergoeden die Centigon heeft geleden door de ontbinding van de derde order.
3.7.
De Staat concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Aangezien Centigon in Frankrijk is gevestigd, heeft de zaak een internationaal karakter. Daarom moet de rechtbank, ambtshalve, eerst beslissen of zij van de zaak kennis kan nemen en, zo ja, naar welk recht de vorderingen moeten worden beoordeeld.
4.2.
De rechtsmacht moet worden beoordeeld aan de hand van de Brussel I bis-Verordening [1] nu sprake is van een rechtsverhouding met internationale aspecten, de hoofdvordering is ingesteld na 10 januari 2015 en de zaak valt binnen het materieel toepassingsgebied van deze verordening. In artikel 25 van de Raamovereenkomst en in artikel 24 van de Onderhoudsovereenkomst is een forumkeuze voor deze rechtbank opgenomen. Deze forumkeuze voldoet aan de vereisten van artikel 25 Brussel I bis-Verordening, zodat de rechtbank daaraan rechtsmacht kan ontlenen. Dat is ook niet geschil.
4.3.
Het toepasselijke recht dient te worden beoordeeld aan de hand van de Rome I verordening [2] . In artikel 29 van de Raamovereenkomst en artikel 28 van de Onderhoudsovereenkomst is gekozen voor Nederlands recht, zodat ingevolge artikel 3 van de Rome I verordening de vorderingen naar Nederlands recht moeten worden beoordeeld. Ook dat is tussen partijen niet in geschil.
in conventie voorts
Vordering I: verklaring voor recht
4.4.
Bij de beoordeling van de vordering I in conventie zijn in hoofdlijn de volgende vragen aan de orde: wat zijn partijen overeengekomen, heeft de Staat geleverd gekregen wat op grond van de Raamovereenkomst mocht worden verwacht en heeft de Staat de overeenkomsten rechtsgeldig ontbonden?
Wat zijn partijen overeengekomen?
4.5.
Het gaat in deze zaak om de levering van bepantserde SUV’s ten behoeve van de Koninklijke Marechaussee. Partijen zijn – bij gebrek aan de beschikbaarheid van Europese Toyota LC-200’s – overeengekomen dat Centigon de wel beschikbare Amerikaanse versie van dit type zou gebruiken. Aangezien de bepantsering aan de binnenkant van het voertuig zou worden aangebracht, moest Centigon de SUV’s na ontmanteling en bepantsering opnieuw opbouwen en uitrusten met andere speciale voorzieningen, zoals in de Raamovereenkomst (inclusief het bijbehorende Programma van Eisen) is vastgelegd. De bepantsering bracht in verschillende opzichten de noodzaak tot wijziging van het basisvoertuig mee. Het sterk toegenomen gewicht (van 2.500 kg tot 5.000 kg) noodzaakte bijvoorbeeld tot het gebruik van aangepaste onderdelen, zoals bijvoorbeeld het geval was bij het remsysteem. Ook elektronica moet worden aangepast, omdat de bepantsering noodzaakte tot het omleggen van kabels. Er was dan ook sprake van unieke voertuigen, met eigenschappen voor een bijzonder gebruik dat bij de Raamovereenkomst is voorzien. Dit alles is tussen partijen niet in geschil.
Het juridisch kader voor de beoordeling
4.6.
De rechtbank kwalificeert het samenstel van de Raamovereenkomst en de individuele drie orders als een gemengde overeenkomst, omdat deze elementen bevat van koop en van opdracht, te weten de opdracht tot het vervaardigen van de SUV’s en de koop daarvan.
4.7.
Bij koop dient de afgeleverde zaak aan de overeenkomst te beantwoorden (artikel 7:17 BW). Dit wordt het conformiteitsvereiste genoemd. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefte te betwijfelen, alsmede eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
4.8.
Als de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, is er sprake van een tekortkoming. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.9.
Alleen een tekortkoming van voldoende gewicht geeft recht op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. [3] De afweging die in het kader van de tenzij-bepaling van art. 6:265 lid 1 BW plaatsvindt bij beantwoording van de vraag of de ontbinding in het concrete geval gerechtvaardigd is, geschiedt niet slechts aan de hand van de onder 4.8 gedoelde gezichtspunten. Ook alle overige omstandigheden van het geval kunnen van belang zijn.
4.10.
Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW).
4.11.
Niet in geschil is, dat in de Raamovereenkomst niet is afgeweken van het hiervoor beschreven wettelijke kader voor ontbinding van een overeenkomst.
Heeft de Staat geleverd gekregen wat op grond van de Raamovereenkomst mocht worden verwacht?
4.12.
Niet in geschil is, dat de door Centigon geleverde SUV’s na ingebruikname gebreken vertoonden. Het ging onder meer om gebreken die volgens de Staat een groot veiligheidsrisico meebrachten, namelijk een oplopende temperatuur en druk in de brandstoftank, problemen aan de rempomp en een verkeerd gemonteerde stuurkolom. Uit de onder 2.16 weergegeven conclusie van het (algemene) rapport van [de deskundige] maakt de rechtbank op dat er daadwerkelijk bij of aan de brandstoftank, het remsysteem en de stuurkolom bij één of meer SUV’s sprake was van gebreken, en dat deze gebreken volgens [de deskundige] door Centigon zijn hersteld.
4.13.
Evenmin in geschil is dat, nadat Centigon de SUV’s aan de Staat had geretourneerd, meerdere voertuigen opnieuw meerdere gebreken hadden. Dat blijkt immers al uit het onder 2.20 weergegeven, door Centigon opgestelde, besprekingsverslag, waarvan de inhoud hierna nader aan de orde komt.
4.14.
Reeds hierom moet worden geconcludeerd dat de Staat in eerste en ook in tweede instantie – nadat Centigon reparatiewerkzaamheden aan de SUV’s had uitgevoerd – niet heeft geleverd gekregen wat op grond van de Raamovereenkomst mocht worden verwacht. De Staat mocht op grond van de Raamovereenkomst en artikel 7:17 BW immers verwachten dat de SUV’s deugdelijk en veilig zouden zijn. Ook nadat Centigon de SUV’s had gerepareerd, werden aan onder meer het remsysteem en de stuurinrichting gebreken geconstateerd. Dergelijke gebreken brengen naar hun aard veiligheidsrisico’s met zich.
Is het verzuim ingetreden?
4.15.
Zoals hiervoor al is genoemd, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas – voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is – wanneer de schuldenaar in verzuim is. Er zijn verschillende wettelijke regels om te bepalen of en wanneer van verzuim sprake is. Wat betreft de in artikel 6:82 en 6:83 BW vervatte hoofdregels en uitzonderingen omtrent ingebrekestelling en verzuim gaat het niet zozeer om strakke regels die de schuldeiser naar de letter zal kunnen toepassen. Deze bepalingen beogen veeleer de rechter de mogelijkheid te geven om tot een redelijke oplossing te komen naar gelang van wat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van partijen mocht worden verwacht. [4]
4.16.
Vast staat dat de Staat Centigon in gebreke heeft gesteld bij brief van 8 mei 2019 en Centigon een termijn heeft gegeven om de gebreken te verhelpen. Centigon heeft deze termijn niet gehaald, maar afgezien daarvan is de rechtbank met de Staat van oordeel dat het verzuim in ieder geval is ingetreden doordat na retournering van de voertuigen door Centigon de SUV’s nog steeds meerdere gebreken hadden.
Was ontbinding van de Raamovereenkomst gerechtvaardigd?
4.17.
Uit artikel 6:265 BW volgt dat het aan Centigon is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de tekortkomingen niet de ontbinding van de overeenkomsten rechtvaardigde. [5]
4.18.
Voor zover Centigon op dit punt heeft aangevoerd dat de in de brief van 8 mei 2019 genoemde gebreken geen ontbinding rechtvaardigden, is dat op zichzelf niet van beslissende betekenis. Het gaat er immers om of er ten tijde van de ontbindingsverklaring van 16 december 2019 sprake was van gebreken die de ontbinding rechtvaardigden. In feite is dat de toestand waarin de SUV’s zich bevonden bij de inspectie van 30/31 oktober 2019. Daarna is er immers niet meer aan de SUV’s gewerkt.
4.19.
Aan haar stelling dat de ten tijde van de inspectie aanwezige gebreken aan de SUV’s de ontbinding niet rechtvaardigden, heeft Centigon, samengevat, ten grondslag gelegd dat:
de gebreken de kern van de prestaties niet raakten;
de gebreken de SUV’s niet onbruikbaar maakten;
de gebreken geen wezenlijke veiligheidsrisico’s opleverden;
de gebreken reparabel waren en de Staat het garantiebeding had moeten inroepen;
de gebreken zich niet bij alle of soms maar bij één SUV’s voordeden;
veel gebreken van ondergeschikte betekenis waren;
de gebreken voor Centigon niet voorzienbaar waren
de gevolgen van ontbinding voor Centigon ingrijpend zijn.
4.20.
Centigon heeft de gebreken in het – in de Engelse taal opgemaakte – inspectieverslag in de conclusie van antwoord als volgt aangeduid:
Brandstofslang van het Evaporative Emission Control System (EVAP) schuurt bij negen SUV’s tegen de bedrading;
Koelstofslangen van de bluswand schuren bij negen SUV’s tegen de gepantserde plaat;
Rechtervoorband schuurt bij één SUV tegen het binnenspatbord;
DTC C1AB1 B+ storing dodehoekmonitor BSM lampje blijft bij één SUV branden;
Onderste deel dashboard onder stuurkolom bevestigingspin ontbreekt bij één SUV;
Bovendeksel zekeringskast ontbreekt bij één SUV;
DTC codes airbagsysteem, waarschuwingslampje op dashboard blijft bij negen SUV’s branden;
Remsysteem tijdens rijden, rempedaal blijft doorzakken bij vier SUV’s;
Remschijf linksvoor bij één SUV is beschadigd;
Ontluchtingsventiel op de remklauw bij éen SUV’s niet goed vastgedraaid, remvloeistof lekt, drukverlies;
Stuurkolom montage bij zeven SUV’s.
Daarnaast vermeldt het inspectieverslag onder punt 12) nog de volgende vier
issues:
Centigon zal een diagram verstrekken om aan te tonen dat de voorruiten van de SUV’s aan de ballistische eisen voldoen;
Centigon zal de afdichting van het zonnedak van één SUV vervangen en de andere SUV’s op dit punt controleren;
In (bijna) alle SUV’s mist een plastic onderdeel in de wielkast;
DMO vraagt Centigon om een TPMS lichtje te verwijderen van het dashboard.
4.21.
De rechtbank acht allereerst van de belang dat de SUV’s geen standaard auto’s zijn, maar voertuigen die vanwege de operationele risico’s die de inzittenden lopen zwaar bepantserd werden. De SUV’s moeten onder extreme omstandigheden ingezet kunnen worden en de bestuurder moet ook in dergelijke omstandigheden op het voertuig kunnen vertrouwen. De rechtbank bespreekt hierna de gebreken.
Ad 1)
4.22.
Met betrekking tot het eerste gebrek stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat het EVAP-systeem is bedoeld om brandstofdampen uit de brandstoftank via een slang terug te voeren naar de motor. Aangezien Centigon de kabelboom bij negen SUV’s zo had aangebracht, dat deze tegen de slang schuurde, kon er na verloop van tijd een gat in de slang ontstaan, in welk geval benzinedampen zouden vrijkomen en, zoals de Staat onweersproken heeft aangevoerd, in een extreem geval een explosie zou kunnen ontstaan. Dit gebrek was weliswaar reparabel door het verplaatsen van de kabelboom, maar leverde dus wel een veiligheidsrisico op.
Ad 2)
4.23.
Met betrekking tot het tweede gebrek heeft de Staat toegelicht dat door het schutbord, gelegen tussen het motorcompartiment en het interieur koelslangen lopen van de motorruimte naar de kachelradiateur in het interieur. De ene koelslang vervoert hete koelvloeistof van de waterpomp naar de kachelradiateur, de andere brengt het koelmiddel terug naar de motor. Het gat in het schutbord diende echter bepantserd te worden. Ten behoeve hiervan is een pantserplaatje gemonteerd. Koelvloeistofslangen die tussen een bewegend deel (motor) en een vast deel (carrosserie) zijn gemonteerd hebben bewegingsvrijheid nodig. Omdat Centigon de koelvloeistofslangen te strak tegen het pansterplaatje had gemonteerd ontstond er wrijving, die uiteindelijk kan leiden tot lekkage van koelvloeistof, wat voor de motor funest kan zijn. Omdat het pansterplaatje moeilijk bereikbaar was, was de beste oplossing om een nieuw ontwerp van het plaatje te maken, waarbij de slangen voldoende ruimte hadden. Dat zou dan in alle SUV’s moeten worden gemonteerd. Centigon heeft deze stellingen van de Staat niet weersproken. Ook hier is sprake van een gebrek dat een veiligheidsrisico oplevert, omdat de bestuurder ook in extreme omstandigheden waarin de SUV moet kunnen worden ingezet op het voertuig moet kunnen vertrouwen.
Ad 3)
4.24.
Het derde gebrek betrof, zoals de Staat onweersproken heeft aangevoerd, een wiel dat bij één SUV niet goed gemonteerd was. Uit het inspectieverslag blijkt dat de reparatiekosten hiervan € 150 zijn. De rechtbank concludeert dat het hier om een relatief klein gebrek gaat, dat reparabel was.
Ad 4)
4.25.
Het vierde gebrek betrof, zoals de Staat onweersproken heeft aangevoerd, een lampje in de rechter buitenspiegel dat constant bleef branden, terwijl dat lampje alleen zou moeten branden als er zich een andere auto zich in de dode hoek van de SUV zou bevinden. Het gebrek deed zich voor bij één SUV. In dat opzicht is het gebrek relatief klein.
Ad 5)
4.26.
Het vijfde gebrek betreft een ontbrekende bevestigingspin onder de stuurkolom. Het inspectieverslag vermeldt verder dat Louwman al een nieuw onderdeel had ontvangen en dat een uur werk werd geraamd om dit onderdeel aan te brengen. Het gebrek deed zich voor bij één SUV. In dat opzicht is het gebrek relatief klein.
Ad 6)
4.27.
Het zesde gebrek betrof het ontbreken van een afdekkapje op de zekeringkast bij één SUV. Volgens het inspectieverslag had Centigon op 30 oktober 2019 een nieuw onderdeel geleverd, wat Louwman in circa 0,5 uur zou monteren. De rechtbank concludeert dat het om een relatief klein gebrek gaat.
Ad 7)
4.28.
Het zevende gebrek, dat zich voordeed bij negen SUV’s, heeft te maken met de airbags. De Staat heeft hierover het volgende gesteld. Vanwege de bepantsering konden niet alle airbags worden teruggeplaatst. Ieder keer als het contact aangaat checkt het airbagsysteem zichzelf op storingen om een betrouwbare werking te kunnen garanderen. Dit gebeurt door het afgeven van een spanningsimpuls vanuit de computer, die gemeten wordt. Indien een storing word gedetecteerd, schakelt het systeem zich om veiligheidsredenen uit. Het systeem moet dan ook de bevestiging krijgen dat alle airbags aanwezig zijn. Omdat na de bepantsering niet alle airbags konden worden teruggeplaatst, heeft Centigon aan de kabels een
dummybevestigd met dezelfde weerstand als een airbag. De dummy was echter niet gesoldeerd, maar met een krimpkousje verbonden. Deze wijze van monteren is te zwak. Bovendien lag de bekabeling los in de auto, waardoor deze kon gaan trillen/bewegen. Dit alles maakte het gewijzigde airbagsysteem storingsgevoelig. Omdat het airbagsysteem bij storing zichzelf helemaal uitschakelt rijdt het voertuig dan in feite zonder airbags rond. Centigon heeft deze stellingen van de Staat niet weersproken. De rechtbank concludeert dat het gebrek een veiligheidsrisico oplevert voor de inzittenden.
Ad 8)
4.29.
Dit gebrek heeft betrekking op het remsysteem. Vast staat dat de SUV’s door het aanbrengen van bepantsering twee keer zo zwaar zijn geworden, waardoor het remsysteem moest worden aangepast. Daarom heeft Centigon het originele Toyota remsysteem vervangen door dat van Stoptech. Bij de inspectie op 30 en 31 oktober 2019 is vastgesteld dat bij alle 18 SUV’s het remsysteem werkt, maar dat het gevoel bij vier SUV’s anders is. Bij die auto’s moet het pedaal veel verder worden ingedrukt dan bij de andere SUV’s. Het rempedaal voelt sponzig aan.
4.30.
De Staat stelt dat dit een gebrek betreft, omdat de SUV bij een noodstop minder snel zal remmen. Bovendien leidt volgens de Staat een afwijkend, sponzig, remgevoel bij een bestuurder tot onzekerheid over de juiste werking van het remsysteem, wat in het bijzonder voor een bestuurder die onder levensgevaarlijke omstandigheden op zijn voertuig moet kunnen vertrouwen vervelend is en tot risico’s kan leiden. Dat geldt temeer aangezien bestuurders in verschillende exemplaren van de SUV’s rijden.
4.31.
Volgens Centigon is het afwijkende remgevoel bij gepantserde auto’s niet ongebruikelijk en is geen sprake van een veiligheidsprobleem, omdat het remsysteem ook bij deze vier SUV’s normaal functioneert.
4.32.
Op dit geschilpunt acht de rechtbank van belang dat de Staat haar stelling dat het remsysteem bij de vier SUV’s gebrekkig is heeft onderbouwd met de brief van Louwman van 26 november 2019. Daarin is over dit gebrek het volgende vermeld:
“Point 8)
We have already expressed our concerns about the braking system on each of the vehicles, in particular our doubts about the permanence of the current functioning of the braking system on the vehicles. For example, the brake point on each vehicle differs, some are too low/far, others are too high/short, as does the braking pressure differ and in some cases brake pressure had to be build up which is absolutely not permitted by Toyota’s technical standards. We therefore have no confidence, purely based on Toyota’s technical standards, that the braking system is completely safe on all vehicles.
Although we have comprehensively considered all possible causes, we cannot identify an unequivocal, no single, cause. We think the brake system in its entirety (all parts of it, including original parts) might not be suitable for the vehicle’s weight. It even might be brake fluid or brake lines with unsuitable specifications. A (complete) redesign of the system might even be necessary. We do presume a solution can be found by Centigon, but we do not know at what costs, time and effort.”
4.33.
Deze verklaring komt erop neer dat Louwman geen eenduidige oorzaak heeft voor de onderlinge verschillen tussen de SUV’s wat het aangrijpingspunt van de rem en remdruk betreft maar dat het volgens de technische standaarden van Toyota niet is toegestaan dat de remdruk moet worden opgebouwd. Daarom heeft Louwman op basis van deze standaarden er geen vertrouwen in dat het remsysteem bij alle SUV’s geheel veilig is.
4.34.
Tegen deze bevindingen van Louwman heeft Centigon ingebracht dat Louwman geen oordeel kan geven over de remmen, omdat Louwman zich alleen bezig zou houden met Toyota onderdelen. Dit neemt echter niet weg dat Louwman zelf door Centigon is ingeschakeld om de SUV’s te gaan onderhouden, zodat Centigon kennelijk vertrouwen had in de deskundigheid van Louwman . Bovendien heeft Louwman , zoals de Staat onweersproken heeft aangevoerd, al langer ervaring met het onderhouden van bepantserde SUV’s van de Staat. Ten slotte acht de rechtbank van belang dat Centigon de bevindingen van Louwman inhoudelijk onvoldoende heeft weersproken. Dit had wel op haar weg gelegen, omdat het aan Centigon is om te onderbouwen dat ontbinding van de Raamovereenkomst niet is gerechtvaardigd.
4.35.
Gelet op het voorgaande is de conclusie gerechtvaardigd dat bij de vier desbetreffende SUV’s sprake is van gebreken aan de remmen die niet aanvaardbaar zijn en een veiligheidsrisico opleveren, omdat de bestuurder onzeker zal zijn over de juiste werking van het systeem.
Ad 9)
4.36.
Het negende gebrek aan een remschijf van één SUV kon, zo maakt de rechtbank op uit het inspectieverslag, door Louwman worden verholpen door het aanbrengen van een nieuw onderdeel dat Centigon op 30 oktober 2019 heeft geleverd, waarmee 1,2 uur werk gemoeid zou zijn. Dit betreft een relatief klein gebrek.
Ad 10)
4.37.
Het tiende gebrek aan één SUV, zo maakt de rechtbank op uit het inspectieverslag, betreft het niet goed aangedraaide ontluchtingsventiel, als gevolg waarvan remvloeistof lekte en drukverlies optrad. Centigon heeft het ventiel alsnog aangedraaid en voorgesteld om indien nodig een nieuwe remklauw te leveren. De rechtbank maakt hieruit op dat het gebrek (voorlopig) is verholpen.
Ad 11)
4.38.
Het elfde gebrek heeft betrekking op de montage van stuurkolom bij zeven SUV’s, wat eerder al is onderzocht door [de deskundige] . In geschil is of Centigon dit gebrek voordat zij de auto’s retourneerde naar behoren heeft hersteld. Uit het inspectieverslag maakt de rechtbank op dat volgens Centigon geen verdere actie nodig was, omdat zij de montage-instructies van de Toyota-handleiding had gevolgd, maar dat zij het advies van Louwman zou opvolgen om de bout in de houder te centreren.
4.39.
Over dit gebrek heeft de Staat de volgende toelichting gegeven. Amerikaanse Toyota Land Cruisers beschikken over een zogenaamd VGRS-systeem in de stuurkolom. VGRS staat voor Variable Gear Ratio Steering. Het VGRS systeem past de mate van stuurbekrachtiging aan op de rijsnelheid. Stuurwiel en wielen hebben een mechanische verbinding waarvan het VGRS een onderdeel is. Doordat de stuurkolom onder een hoek gemonteerd zit, zijn kruiskoppelingen benodigd om de verbinding van stuurwiel naar wielen tot stand te kunnen brengen. Dit is een mechanische verbinding en ook de enige verbinding tussen stuur en wielen. Valt deze verbinding weg, dan is het voertuig onbestuurbaar. Vanwege de bepantsering is de hoek waaronder de delen van het systeem met elkaar zijn verbonden gewijzigd. Die delen sluiten minder goed op elkaar aan doordat de stuuras en spiebanen van de koppeling niet meer goed in elkaar grijpen. Hierdoor ontstaat een gevoel van weerstand (knakkend gevoel) bij het insturen. Ook dat heeft een zeer negatieve invloed op het vertrouwen in het voertuig. Bovendien bestaat het risico dat de stuuras losschiet en de auto onbestuurbaar raakt, welk risico onaanvaardbaar is.
4.40.
Dat het gebrek niet naar behoren is hersteld, volgt volgens de Staat uit de brief van Louwman van 26 november 2019, waarin over dit gebrek het volgende is geschreven:
“Point 11)
We wish to emphasize that a wrong assembled/mounted steering column, in this case the
lack of centered bolts/locking pin in some vehicles, might cause excessive steering deviations in the future or even wandering of the vehicle while driving. In a worst case scenario, and especially due to our visually observed deviations per vehicle (which we haven’t been able to measure) in the angle of the steering column in this vehicle and chance on excessive wear of the material, it might come completely loose, with unacceptable consequences: complete loss of control of the vehicle in motion. Therefore we stress that all bolts must be dead-centered and we assume this can be realized by Centigon.”
4.41.
De rechtbank maakt hieruit op dat volgens Louwman het ontbreken van gecentreerde bouten/borgpennen in de stuurkolom kan leiden tot grote stuurafwijkingen en mogelijk zelfs tot geheel verlies van controle over het voertuig. Centigon heeft de juistheid van deze bevindingen niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken.
4.42.
De rechtbank concludeert dat Centigon het gebrek niet naar behoren heeft hersteld en dat het gebrek een ernstig veiligheidsrisico oplevert.
4.43.
Nadere bespreking van de onder 12) in het besprekingsverslag genoemde
issueskan achterwege blijven, gelet op het volgende.
Concluderend: mocht de Staat ontbinden?
4.44.
Centigon heeft tijdens de mondelinge behandeling onder meer opgemerkt dat de Staat verplicht was om Centigon binnen een week na het ontdekken van de gebreken op de hoogte te stellen. Voor zover zij daarmee een beroep op de klachtplicht heeft willen doen, zal de rechtbank hieraan voorbij gaan. Centigon had dit beroep eerder moeten en kunnen voeren, zodat de Staat voldoende gelegenheid had daarop te reageren.
4.45.
Vast is komen te staan dat er sprake is van meerdere gebreken met betrekking tot meerdere SUV’s waaraan veiligheidsrisico’s kleven, namelijk de gebreken 1), 7), 8) en 11), waarbij het meest in het oog springen de gebreken aan de remmen en de stuurkolom. Deze gebreken raken de kern van de door Centigon te leveren prestatie, namelijk het leveren van deugdelijke SUV’s die voldoen aan de daaraan te stellen veiligheidseisen. Centigon heeft haar stelling dat de SUV’s ondanks de geconstateerde gebreken niet onbruikbaar waren, in het licht van de betwisting daarvan door de Staat, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank betrekt daarbij dat de SUV’s ook onder extreme omstandigheden zouden moeten functioneren. Daarnaast is sprake van meerdere gebreken aan telkens één van de SUV’s van minder ernstige aard, maar ook deze gebreken dragen bij aan het algehele beeld van de ernst van de tekortkoming, die van voldoende gewicht is om ontbinding van de Raamovereenkomst te rechtvaardigen.
4.46.
Centigon heeft aangevoerd dat de gebreken voor haar niet voorzienbaar waren. Zij heeft de nodige voorbereidingen getroffen en de SUV’s meerdere malen getest. Indien dit betoog zo moet worden opgevat dat Centigon stelt dat de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend, gaat het eraan voorbij dat voor ontbinding niet vereist is dat de tekortkoming aan haar kan worden toegerekend.
4.47.
Voor zover Centigon heeft betoogd dat de Staat niet tot ontbinding had mogen overgaan omdat zij een beroep op het garantiebeding had kunnen doen, volgt de rechtbank haar daarin niet. De Raamovereenkomt biedt geen aanknopingspunten voor deze door Centigon voorgestane uitleg. Als bij geconstateerde gebreken uitsluitend een beroep op het garantiebeding zou kunnen worden gedaan, zou de in de Raamovereenkomst opgenomen ontbindingsbepaling geen functie meer hebben.
4.48.
Voor zover Centigon heeft betoogd dat de gebreken konden worden hersteld acht de rechtbank van belang dat niet is gesteld of gebleken dat Centigon na de gezamenlijke inspectie concrete stappen heeft ondernomen om de SUV’s te herstellen. Daarnaast wordt meegewogen dat er al eerder sprake was van gebreken waarvoor Centigon onder het garantiebeding herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd, waarbij de gebreken aan het remsysteem en de stuurkolom niet naar behoren zijn hersteld. In die omstandigheden kon van de Staat niet worden gevergd dat zij Centigon nogmaals in de gelegenheid stelde om gebreken te herstellen, althans een partij te zoeken die dat herstel zou gaan uitvoeren nu Louwman dat niet voor haar rekening wilde nemen.
4.49.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden had de Staat ten tijde van de ontbindingsverklaring gerechtvaardigd geen vertrouwen meer in Centigon. Voor zover Centigon heeft aangevoerd dat de gevolgen van ontbinding voor haar ingrijpend zijn, omdat de restwaarde van de SUV’s nagenoeg nihil is en zij al veel kosten heeft gemaakt voor de uitvoering van de derde order, is de rechtbank van oordeel dat dit tegenover het de ernst van de tekortkoming en de overige omstandigheden onvoldoende gewicht in de schaal legt. Zou dat anders zijn, dan blijven de negatieve financiële consequenties voor rekening van de Staat, die gebrekkige SUV’s geleverd heeft gekregen die niet inzetbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit financiële risico in de gegeven omstandigheden voor rekening van Centigon moet komen, omdat Centigon verantwoordelijk was voor de levering van SUV’s die voldeden aan de eisen uit de Raamovereenkomst.
4.50.
De rechtbank komt op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien – tot de slotsom dat de Staat de Raamovereenkomst en de op grond daarvan geplaatste drie orders heeft mogen ontbinden.
4.51.
De Onderhoudsovereenkomst ziet op het uitvoeren van onderhoud aan de door Centigon op grond van de Raamovereenkomst en de orders geleverde SUV’s. De rechtbank merkt de Onderhoudsovereenkomst dan ook aan als een met de Raamovereenkomst en de orders samenhangende overeenkomst. Het doel dat partijen voor ogen hadden bij de sluiting van de Onderhoudsovereenkomst, is met de ontbinding van de Raamovereenkomst en de orders komen te vervallen en aan de Onderhoudsovereenkomst kan niet meer worden uitgevoerd. Dat betekent dat de ontbinding van de Raamovereenkomst en de orders leidt tot ontbinding van de Onderhoudsovereenkomst. Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
Vorderingen II en III: terugbetaling van € 5.476.775 resp. € 100.167
4.52.
Door de ontbinding ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Voor Centigon brengt dit mee dat zij de door de Staat betaalde bedragen dient te restitueren. De onder II en III gevorderde bedragen zullen dan ook worden toegewezen, met de daarover gevorderde wettelijke rente.
Vordering IV: contractuele boete van € 547.677,50
4.53.
De Staat baseert haar vordering tot betaling van de contractuele boete op artikel 13 van de Raamovereenkomst, dat voor zover van belang als volgt luidt:
“Article 13 - Penalty clause
1.
If at the agreed place and within the agreed time, no goods conforming to the Agreement have been delivered in full or no services conforming to the Agreement have been rendered in full, the Supplier shall, without notice of warning or other prior notice, owe the State a penalty that shall be immediately due and payable in the amount of 0.1% of the price, plus Netherlands turnover tax, of the goods or services in question for each day that the failure continues up to a maximum of 10%. (…)”
4.54.
Met het oordeel dat de Staat de Raamovereenkomst mocht ontbinden wegens de tekortkoming in de nakoming aan de zijde van Centigon, doet zich de situatie voor waarop artikel 13 lid 1 doelt. De maximumboete van 10% van de koopsom wordt bereikt als Centigon gedurende 100 dagen tekortschiet in de nakoming. Dat is het geval nu de SUV’s in ieder geval sinds 8 mei 2019 gebreken vertoonden en ten tijde van de buitengerechtelijke ontbinding bij brief van 16 december 2019 nog steeds sprake was van gebreken.
4.55.
Centigon stelt zich op het standpunt dat het tot een onredelijke uitkomst leidt als zij de betaalde koopsommen moet terugbetalen, SUV’s terugkrijgt met een restwaarde van vrijwel nihil en daarbovenop nog de contractuele boete verschuldigd is.
4.56.
Dit is een uitkomst die voortvloeit uit wat partijen in de Raamovereenkomst zijn overeengekomen. Voor zover Centigon een beroep heeft willen doen op de de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW), heeft zij onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om te kunnen concluderen dat een beroep op de boeteclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor matiging van de boete als bedoeld in artikel 6:94 BW heeft Centigon evenmin voldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld.
4.57.
Het voorgaande leidt ertoe dat vordering tot betaling van de boete zal worden toegewezen, met de daarover gevorderde wettelijke rente.
Vordering V: schadevergoeding van € 84.894,59
4.58.
De Staat heeft deze vordering subsidiair ingesteld, voor het geval vordering IV niet zou worden toegewezen. Nu deze vordering wel wordt toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van Vordering V.
Proceskosten
4.59.
Centigon zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van de Staat op € 12.694, namelijk € 4.200 aan griffierecht en € 8.494 aan salaris advocaat (2 punten à € 4.247, volgens tarief VIII), te vermeerderen met de daarover gevorderde wettelijke rente. De nakosten zullen worden begroot volgens het liquidatietarief.
4.60.
De Staat heeft mede gevorderd om Centigon te veroordelen in de nakosten. Nakosten behoren volgens vaste rechtspraak tot de proceskosten (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, r.o. 3.5 en HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, r.o. 2.3). De nakosten worden altijd toegewezen, ook als deze niet expliciet zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (bij een procedure in conventie en reconventie € 271,00 zonder betekening). Dit bedrag en de wettelijke rente daarover worden onvoorwaardelijk toegewezen.
In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (€ 90,00 extra) en de explootkosten van betekening toegekend. Deze kosten en de wettelijke rente daarover worden voorwaardelijk toegekend, te weten als gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.
in reconventie
Vordering I: betaling van € 197.174
4.61.
Centigon vordert betaling van het volgens haar nog openstaande bedrag van de eerste order. Nu in conventie is geoordeeld dat de Staat deze order rechtsgeldig heeft ontbonden, ontvalt daarmee de rechtsgrond voor deze vordering, zodat deze zal worden afgewezen.
Vordering II: schadevergoeding van € 817.524
4.62.
Centigon vordert vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden door de ontbinding van de derde order. Aangezien in conventie is geoordeeld dat de Staat deze order rechtsgeldig heeft ontbonden, is hij niet schadeplichtig jegens Centigon. Hierop strandt deze vordering.
Proceskosten
4.63.
Centigon zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van de Staat op € 4.247 aan salaris advocaat (1 punt à € 4.247, volgens tarief VIII), te vermeerderen met de daarover gevorderde wettelijke rente.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de Raamovereenkomst en de op grond daarvan geplaatste
purchase ordersen de Onderhoudsovereenkomst buitengerechtelijk zijn ontbonden;
5.2.
veroordeelt Centigon tot (terug)betaling van een bedrag van € 5.476.775, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Centigon tot betaling van een bedrag van € 100.617, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt Centigon tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 547.677,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt Centigon in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de Staat begroot op € 12.694, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis, indien Centigon voormelde kosten niet voordien heeft vergoed, tot de dag van algehele voldoening;
5.6.
verklaart de onderdelen 5.2 tot en met 5.5 uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.7.
wijst het gevorderde af;
5.8.
veroordeelt Centigon in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de Staat begroot op € 4.247, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis, indien Centigon voormelde kosten niet voordien heeft vergoed, tot de dag van algehele voldoening;
5.9.
verklaart de in 5.8 opgenomen proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie
5.10.
begroot de nakosten op € 271,-, te vermeerderen met € 90,- in geval van betekening, voor wat betreft het bedrag van € 271,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis en voor wat betreft het bedrag van € 90,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023. [6]

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1).
2.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.
3.Vgl. HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810 (Woningstichting Eigen Haard)
4.Vgl. HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581 (Fraanje/Alukon).
5.Zie noot 3 en artikel 150 Rv.
6.Type: 1554