2.22.[bedrijfsnaam 2] heeft bezwaar gemaakt tegen de melding bij de Stichting Normering Arbeid. In het besluit van de Commissie Bezwaar Gegevensuitwisseling Stichting Normering Arbeid (hierna: “de commissie”) van 2 februari 2022 wordt het bezwaar van [bedrijfsnaam 2] – voor zover hier relevant – als volgt samengevat:
“(…)
1. Er is geen sprake van weigering door de onderneming van het herstel van de geconstateerde onjuistheden. Het is beslist geen onwil of opzet dat geen volledig herstel heeft plaatsgevonden.
2. De onderneming heeft het jaarurenmodel toegepast. (…) Er is door SNCU onvoldoende toegelicht waarom het jaarurenmodel verkeerd zou zijn toegepast.
3. Er is wel degelijk een aanvang gemaakt met het herstel met hulp van Contour Accountants. Vanwege onvoldoende baten moest de onderneming afzien van verdere deskundige hulp. (…)
4. Het is voor de heer [gedaagde 1] onduidelijk welk bedrag er precies betaald moet worden. Daarbij ontbraken en ontbreken de financiële middelen. De onderneming heeft haar activiteiten moeten stoppen vanwege het wegvallen en het faillissement van een aantal opdrachtgevers. Een bedrag van bijna € 400.000,- moest worden afgeschreven. Er was geen toekomstperspectief meer. (…)”
De commissie heeft het bezwaar van [bedrijfsnaam 2] ongegrond verklaard en heeft daartoe – voor zover hier relevant – als volgt overwogen:
“(…)
5. Na de hercontrole heeft de SNCU de onderneming in gebreke gesteld wegens het niet doorgevoerde herstel. Slechts op initiatief van de SNCU is er uiteindelijk weer contact tot stand gekomen met de adviseur van de onderneming. Deze heeft wederom een verweer aangekondigd, dat echter nooit gekomen is. De SNCU heeft de adviseur van de onderneming voortdurend moeten manen tot actie. Daarbij heeft de SNCU keer op keer uitstel verleend. (…)
6. De onderneming kan zich niet achter haar adviseur verschuilen, die klaarblijkelijk ook geen contact kon krijgen. Zeker gezien de indicatieve omvang van de achterstallige loonsom, die al sinds mei 2020 bekend is, had het op de weg van de onderneming gelegen om initiatief te nemen en alles in het werk te stellen om in contact te treden met de SNCU en een oplossing te zoeken. In plaats daarvan is de onderneming geliquideerd.
7. Op 25 oktober 2021 is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de vennootschap door een besluit van de algemene vergadering op 1 augustus 2021 – 12 weken eerder – is ontbonden en dat de liquidatie per diezelfde datum is beëindigd (turboliquidatie). De onderneming heeft dit niet gemeld bij de SNCU. De SNCU heeft daar zelf achter moeten komen. De adviseur van de onderneming, mogelijk ook niet op de hoogte van de turboliquidatie, heeft ook na 1 augustus 2021 nog een aantal keer contact gehad met de SNCU en heeft verweer op de rapportage in het vooruitzicht gesteld. Dit verweer is nooit gekomen. Deze gang van zaken geeft geen blijk van een serieuze intentie van de onderneming om tot een oplossing te komen.
8. De Commissie is van oordeel dat de onderneming er geen blijk van heeft gegeven serieuze pogingen te hebben ondernomen tot nabetaling over te gaan van (al was het maar een deel van) de schadelast. Een meermaals aangekondigde tegenberekening is nooit gekomen, terwijl dat wel op de weg van de onderneming had gelegen. Dat geldt te meer nu de onderneming bij monde van haar adviseur de stelling innam dat “een substantieel bedrag van het in het controleverslag genoemd bedrag” bestreden zou kunnen worden.
(…)
11. De Commissie kan niet anders concluderen dan dat de onderneming, ondanks vele toezeggingen, feitelijk structureel geweigerd heeft medewerking te verlenen aan het onderzoek van de SNCU en feitelijk geen bereidheid heeft getoond geconstateerde CAO-afwijkingen na te betalen of anderszins tot een oplossing te komen.
12. Ten overvloede, en zonder daaraan conclusies te verbinden, merkt de Commissie nog op dat zij vraagtekens plaatst bij de bestuurderswisseling die plaatsvond bij de onderneming. De SNCU heeft bij brief van 21 juli 2020 de onderneming gesommeerd tot nabetalingen en heeft uiteindelijk na aanmaning en ingebrekestelling op 15 september 2020 aan de onderneming de schadevergoeding verschuldigd verklaard. De adviseur van de onderneming heeft per e-mail van 14 oktober 2020 aangegeven dat de onderneming wil meewerken aan het onderzoek. Vervolgens is op 21 oktober 2020 in het Handelsregister geregistreerd dat mevrouw A. Tufan op 8 juli 2020 – 15 weken eerder – uit functie is getreden als bestuurder van de onderneming en dat de heeft B. [gedaagde 1] per die datum bestuurder is geworden. Daarbij betrekt de Commissie het gegeven dat de adviseur van de onderneming in een email van 20 september 2021 schrijft dat hij nog geen contact heeft kunnen krijgen met “de heer Tufan”. Deze feiten en omstandigheden doen de vraag rijzen met welke intentie de bestuurderswissel op de geregistreerde datum is doorgegeven, hoeveel realiteitswaarde deze bestuurderswissel heeft en wie er uiteindelijk feitelijk leiding geeft bij de onderneming. (…)”