In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens het niet stoppen voor rood licht op 23 april 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, heeft beroep ingesteld nadat de officier van justitie het eerdere beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden, omdat betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden, wat in strijd is met artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De kantonrechter heeft de opgelegde sanctie van € 259,00, inclusief administratiekosten, gematigd tot € 187,50, exclusief administratiekosten, op basis van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest stelt dat in gevallen waarin de betrokkene zonder professionele gemachtigde procedeert, de hoorplicht vaak niet wordt nageleefd. De kantonrechter heeft ook de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 209,25, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,25, aangezien de zaak als zeer licht werd beoordeeld.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de inleidende beschikking in stand blijft, maar dat de boete wordt gematigd. Betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding, en de officier van justitie is veroordeeld tot het vergoeden van deze kosten. De uitspraak biedt een belangrijke overweging over de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van schending daarvan.