ECLI:NL:RBDHA:2023:21523
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing omzettingsvergunning voor onzelfstandig verhuren van woonruimten in Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omzettingsvergunning beoordeeld. Eiser, eigenaar van een pand in de wijk Scheveningen, had een vergunning aangevraagd voor het onzelfstandig verhuren van acht kamers. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op basis van het beleid dat kamerbewoning voor meer dan twee personen in deze wijk niet is toegestaan. Eiser had eerder nooit een omzettingsvergunning verkregen en zijn aanvraag werd afgewezen met verwijzing naar de Nota Voorraadbeleid 2020 en 2021, waarin werd gesteld dat de wijk Scheveningen tot het middeldure segment behoort, wat betekent dat geen omzettingsvergunning kan worden verleend.
De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat Scheveningen geen kwetsbaar gebied is en dat hij in het verleden te horen had gekregen dat kamerverhuur geen probleem was. Echter, de rechtbank oordeelt dat het beleid van de gemeente Den Haag, dat is gebaseerd op de WOZ-waarde van woningen in de wijk, voldoende is gemotiveerd en dat de afwijzing van de vergunning terecht is. De rechtbank concludeert dat de noodzaak voor vergunningplicht in de hele gemeente voldoende is aangetoond en dat de eerdere uitlatingen van de Haagse Pandbrigade niet relevant zijn voor de huidige aanvraag.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.