In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen een besluit over de wijziging van de geslachtsnaam van zijn zoon beoordeeld. Eiser, de vader, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister voor Rechtsbescherming, die de aanvraag van de moeder tot wijziging van de geslachtsnaam van hun kind heeft toegewezen. De rechtbank behandelt de zaak waarbij de vader en zijn gemachtigde, de gemachtigde van de minister en de moeder aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende gemotiveerd heeft ingegaan op de bezwaren van de vader en dat de beslissing om de geslachtsnaam te wijzigen in overeenstemming is met de wetgeving.
De rechtbank stelt vast dat de moeder de zorg voor het kind heeft gehad gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaar, wat een belangrijke voorwaarde is voor de naamswijziging. De vader heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij gedurende deze periode met het kind in gezinsverband heeft samengeleefd. De rechtbank benadrukt dat de belangen van het kind zwaar wegen in deze afweging en dat de moeder en het kind al jaren samenleven in een stabiele gezinssituatie. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten om de geslachtsnaam van het kind te wijzigen, ondanks het verzet van de vader.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de vader ongegrond en bevestigt het bestreden besluit van de minister. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de relevante wetgeving omtrent naamswijzigingen en de belangenafweging die daarbij komt kijken.