ECLI:NL:RBDHA:2023:21519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
23/1319
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de ongegrondverklaring van een bezwaar inzake naamswijziging van een kind

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen een besluit over de wijziging van de geslachtsnaam van zijn zoon beoordeeld. Eiser, de vader, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister voor Rechtsbescherming, die de aanvraag van de moeder tot wijziging van de geslachtsnaam van hun kind heeft toegewezen. De rechtbank behandelt de zaak waarbij de vader en zijn gemachtigde, de gemachtigde van de minister en de moeder aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende gemotiveerd heeft ingegaan op de bezwaren van de vader en dat de beslissing om de geslachtsnaam te wijzigen in overeenstemming is met de wetgeving.

De rechtbank stelt vast dat de moeder de zorg voor het kind heeft gehad gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaar, wat een belangrijke voorwaarde is voor de naamswijziging. De vader heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij gedurende deze periode met het kind in gezinsverband heeft samengeleefd. De rechtbank benadrukt dat de belangen van het kind zwaar wegen in deze afweging en dat de moeder en het kind al jaren samenleven in een stabiele gezinssituatie. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten om de geslachtsnaam van het kind te wijzigen, ondanks het verzet van de vader.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de vader ongegrond en bevestigt het bestreden besluit van de minister. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de relevante wetgeving omtrent naamswijzigingen en de belangenafweging die daarbij komt kijken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1319

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] .

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen een besluit over de wijziging van de geslachtsnaam van zijn zoon.
1.2.
[naam 1] (“de moeder”) heeft een aanvraag gedaan tot wijziging van de geslachtsnaam van haar zoon [naam 2] (“het kind”). De aanvraag is toegewezen.
Eiser (“de vader”) heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat met het besluit van 4 januari 2023 door verweerder ongegrond is verklaard. Tegen dit besluit (bestreden besluit) heeft eiser beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de vader en zijn gemachtigde, de gemachtigde van verweerder en de moeder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Het kind is op [geboortedatum] 2015 geboren. De vader heeft het kind erkend. Bij de geboorteaangifte is gekozen voor de geslachtsnaam van de vader.
3. Volgens de gegevens in de Basisregistratie Personen (“BRP”) hebben de vader, de moeder en het kind vanaf de geboorte tot en met 18 maart 2016 op hetzelfde adres gewoond. Daarna was de vader niet meer op hetzelfde adres ingeschreven als de moeder en het kind.
4. De moeder wil dat het kind haar geslachtsnaam draagt. De vader stemt daar niet mee in.
5. Verweerder heeft de geslachtsnaam van het kind op aanvraag van de moeder gewijzigd. Volgens verweerder is het kind gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag door de moeder verzorgd en opgevoed, zodat de aanvraag voor toewijzing in aanmerking komt. Dat de vader niet met de naamswijziging instemt is voor verweerder geen reden tot afwijzing, omdat de vader minder dan een vierde deel van de periode voorafgaand aan de verzorgingstermijn met het kind in een gezinsverband heeft samengeleefd. In de belangenafweging acht verweerder doorslaggevend dat de moeder en het kind al jaren een gezin vormen.
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser heeft verzocht zijn zienswijze in de totstandkoming van het primaire besluit en de in bezwaar aangevoerde gronden, als herhaald en ingelast te beschouwen.
Daarnaast meent eiser dat verweerder de gronden van de aanvraag op onjuiste wijze heeft aangevuld en dus buiten het beoordelingskader is getreden.
Bovendien acht eiser het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd, omdat zijn bedenkingen niet zijn meegewogen.
Tot slot heeft verweerder ten onrechte tot uitgangspunt genomen dat eiser minder dan een vierde deel van de periode voorafgaand aan de verzorgingsperiode met de moeder en het kind heeft samengeleefd.
Wat vindt de rechtbank?
7. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op wat eiser in de zienswijze en in bezwaar naar voren heeft gebracht. De enkele verwijzing van eiser naar de zienswijze en de bezwaargronden, zonder te concretiseren op welke punten de motivering van het bestreden besluit volgens eiser ontoereikend is, kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
8. Verweerder is bovendien binnen het wettelijke beoordelingskader gebleven. Bij de toetsing van de aanvraag hoefde verweerder zich niet, zoals eiser kennelijk meent, te beperken tot de argumenten die voor de moeder redengevend zijn geweest om de naamswijziging aan te vragen. Het is de taak van verweerder om de aanvraag ambtshalve te toetsen aan de toepasselijke regels en criteria uit Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit geslachtsnaamwijziging. Die regels en criteria brengen het volgende mee.
9. De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger worden gewijzigd. [1] In het Besluit geslachtsnaamwijziging is geregeld op welke gronden een dergelijk verzoek kan worden toegewezen. [2] Is een kind jonger dan twaalf jaar, dan kan het verzoek voor toewijzing in aanmerking komen, als het strekt tot wijziging van de naam in de geslachtsnaam van de ouder die het kind vijf aaneengesloten jaren heeft opgevoed en verzorgd. [3]
10. In beginsel moet het verzoek worden afgewezen als de andere ouder niet met de wijziging instemt. Als verzoeker evenwel aantoont, dat die weigerende ouder niet met het kind heeft samengeleefd gedurende ten minste een vierde deel van de periode voorafgaand aan het genoemde tijdvak van vijf jaar, kan afwijzing achterwege blijven. [4] In dat geval is het verantwoord om het familie- en gezinsleven van de verzoeker met het kind te laten prevaleren boven dat van de ouder die weigert in te stemmen met de verzochte naamswijziging. [5] Dat betekent niet dat verweerder zonder meer verplicht is tot toewijzing van het verzoek; verweerder moet alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken, waarbij het belang van het kind zwaar weegt. [6] De omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het kind bij de moeder woont en met de vader weinig contact heeft, kunnen niet worden meegewogen. [7]
11. Bij de beoordeling of afwijzing ondanks de geweigerde instemming achterwege kon blijven, omdat de vader gedurende een vierde deel van de periode voorafgaand aan de opvoedings- en verzorgingstermijn niet met het kind heeft samengeleefd, is verweerder terecht uitgegaan van de gegevens uit de BRP. [8] Eiser heeft onvoldoende tegenbewijs geleverd van hetgeen in de BRP is opgenomen. In de door eiser aangeleverde stukken heeft verweerder geen aanleiding hoeven vinden om de gegevens uit de BRP onjuist te achten. Uit de gegevens in het BRP heeft verweerder met juistheid geconcludeerd dat eiser minder dan een vierde deel van de periode voorafgaand aan de verzorgingsperiode met de moeder en het kind heeft samengeleefd. Verder staat vast dat de moeder in de daaropvolgende vijf jaar uitsluitend met het kind heeft samengeleefd en het kind heeft verzorgd. Verweerder was dus niet verplicht tot afwijzing van de aanvraag,
12. De belangenafweging is door verweerder zorgvuldig verricht en geeft terecht een doorslaggevende betekenis aan de belangen van het kind. Tussen de vader en het kind is jarenlang niet in gezinsverband samengeleefd. Verweerder is er dus terecht van uitgegaan dat het in het belang van het kind is dat deze de naam draagt van de moeder met wie hij een bestendige gezinssituatie heeft. [9] Daarnaast is terecht opgemerkt dat de naamswijziging niet afdoet aan de rechten die voor de vader aan het vaderschap zijn verbonden.
13. Het bestreden besluit is dan ook goed gemotiveerd, zorgvuldig voorbereid en geeft blijk van een redelijke weging van belangen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1:7 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Krachtens artikel 1:7 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 3 lid 1 aanhef en onder a in samenhang met lid 2 van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
4.Artikel 3 lid 4 onder d sub 2° van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
5.Staatsblad 2004, 100, Nota van Toelichting bij de wijziging van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
6.Afdeling Bestuursrechtspraak, 9 augustus 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5895.
7.Afdeling Bestuursrechtspraak, 12 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT7420.
8.Zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak, 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2722.
9.Zie ook: Afdeling Bestuursrechtspraak, 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2015