ECLI:NL:RVS:2017:2015

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
201607854/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geslachtsnaamswijziging van minderjarige zoon

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het verzoek van de staatssecretaris om de geslachtsnaam van de minderjarige zoon van verzoeker te wijzigen, werd toegewezen. De staatssecretaris had op 10 juli 2015 besloten om de geslachtsnaam van de zoon te wijzigen van [achternaam appellant] naar [achternaam verzoeker]. De vader, [appellant], was het niet eens met deze wijziging en had bezwaar gemaakt, dat door de minister van Veiligheid en Justitie ongegrond werd verklaard. De rechtbank had het beroep van [appellant] op 16 september 2016 eveneens ongegrond verklaard.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat zijn zoon, die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt, gehoord had moeten worden over de naamswijziging. De minister heeft echter gesteld dat het Besluit geslachtsnaamswijziging niet voorziet in de verplichting om minderjarigen onder de twaalf jaar te horen, omdat dit als te belastend wordt beschouwd. De rechtbank heeft deze uitleg van de minister bevestigd en geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat de geslachtsnaamswijziging niet in het belang van de zoon is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.

De Afdeling oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de geslachtsnaamswijziging in het belang van de minderjarige is, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de geslachtsnaamswijziging geen wijziging in de familierechtelijke betrekkingen tussen [appellant] en zijn zoon met zich meebrengt. De mogelijkheid voor de zoon om, zodra hij meerderjarig is, zijn oorspronkelijke geslachtsnaam weer te verkrijgen, werd ook genoemd als een belangrijk aspect van de beslissing.

Uitspraak

201607854/1/A3.
Datum uitspraak: 26 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 16 september 2016 in zaak nr. 15/4883 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2015 heeft de staatssecretaris het verzoek van [verzoeker] om de geslachtsnaam van haar minderjarige zoon [voornaam zoon] te wijzigen van [achternaam appellant] in [achternaam verzoeker] toegewezen.
Bij besluit van 2 oktober 2015 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 september 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister en [verzoeker] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2017, waar [appellant], vergezeld door zijn [vader], en de minister, vertegenwoordigd door mr. V.N. Chaudron, zijn verschenen. Voorts is daar [verzoeker] gehoord.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1.    Op verzoek van [verzoeker] is de geslachtsnaam van haar [zoon] gewijzigd van [achternaam appellant] in [achternaam verzoeker]. [appellant], de vader van [zoon], kan zich hier niet in vinden. [appellant] betwijfelt of de geslachtsnaamswijziging in het belang van zijn zoon is nu niet bekend is of deze hiermee instemt.
2.    De minister stelt dat hij het verzoek heeft getoetst aan het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit). Voor een geslachtsnaamswijziging van een minderjarige gelden strikte voorwaarden, met name als deze de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt. Aan deze voorwaarden wordt in dit geval voldaan zodat in beginsel tot wijziging kan worden overgegaan, aldus de minister. Volgens de minister zijn er geen aanwijzingen dat de geslachtsnaamswijziging desondanks niet in het belang van de zoon zou zijn. De minister wijst er daarbij op dat de vader slechts zeer korte tijd in gezinsverband met de zoon heeft geleefd en dat de zoon vervolgens steeds onderdeel heeft uitgemaakt van het gezin van de moeder. Volgens de moeder, die is belast met het gezag over de zoon, is het de wens van de zoon om ook in naam onderdeel uit te maken van het gezin waartoe hij behoort en gebruikt hij deze naam al. Het horen van de zoon over deze wijziging acht de moeder te belastend voor hem, hetgeen wordt ondersteund door een verklaring van een psycholoog.
Hoger beroep
3.    [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn zoon niet zelf behoeft te worden gehoord over de geslachtsnaamswijziging. [appellant] is er niet van overtuigd dat zijn zoon het met de wijziging eens is en dat deze wijziging in zijn belang is.
Toepasselijk wettelijk kader
4.    Ingevolge artikel 7, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit wordt […] de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaar of ouder gewijzigd in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed.
Ingevolge het tweede lid is ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, het eerste lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn van verzorging en opvoeding dan ten minste vijf jaren bedraagt.
Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder b en d, wordt het verzoek afgewezen indien:
b. de minderjarige van twaalf jaren of ouder niet instemt met de verzochte geslachtsnaamswijziging.
d.  een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaren, tenzij:
1. […]
2. verzoekers aantonen dat de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, en het kind niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding, bedoeld in het tweede lid, in gezinsverband hebben samengeleefd.
Oordeel van de Afdeling
5.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Besluit niet voorziet in de voorwaarde dat een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt met de geslachtsnaamswijziging moet instemmen of over de naamswijziging moet worden gehoord. De minister heeft hierover nader toegelicht dat in het Besluit bewust niet is voorzien in het horen van minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt, omdat dit als te belastend voor de minderjarige wordt beschouwd. Op een leeftijd jonger dan twaalf jaar is het risico van een loyaliteitsconflict groot en kunnen problemen met de meningsvorming worden verwacht. Voor een naamswijziging van deze groep minderjarigen voorziet het Besluit in strikte voorwaarden. Voor deze groep is een langere verzorgingstermijn van vijf jaar voorgeschreven en wordt instemming gevraagd aan de andere ouder wiens naam het kind draagt. Uit artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, volgt dat deze ouder daarin alleen een doorslaggevende stem heeft indien tenminste gedurende de in deze bepaling opgenomen tijd in gezinsverband is samengeleefd met de minderjarige. Indien niet of nauwelijks in gezinsverband met de minderjarige is samengeleefd wordt er, gelet op de bedoeling van de regeling zoals neergelegd in het Besluit, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel van uitgegaan dat het in het belang van de minderjarige is dat deze de naam draagt van degene met wie hij een bestendige gezinssituatie heeft.
Nu er geen aanwijzingen zijn dat de geslachtsnaamswijziging niet in het belang van de zoon is, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de minister tot wijziging van de geslachtsnaam heeft mogen overgaan. De rechtbank heeft daarbij met juistheid overwogen dat bij de toetsing aan de voorwaarden en bij de belangenafweging, gelet op de aard en de beoordeling van het verzoek, geen beoordeling plaatsvindt van de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de zoon bij zijn moeder woont en met [appellant] geen contact heeft. Hierbij heeft de rechtbank tevens met juistheid overwogen dat de geslachtsnaamswijziging geen wijziging met zich brengt in de familierechtelijke betrekkingen tussen [appellant] en de zoon. De minister heeft er voorts terecht op gewezen dat de zoon volgens de huidige regelgeving, indien gewenst, zodra hij meerderjarig is zelfstandig kan verzoeken de naamswijziging ongedaan te maken. Het Besluit voorziet dan ook in de mogelijkheid voor de minderjarige om op verzoek zodra hij meerderjarig is alsnog zijn oorspronkelijke geslachtsnaam weer te verkrijgen.
Het betoog faalt.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2017
317.