ECLI:NL:RBDHA:2023:21437

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
NL23.12008 en NL23.377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van verstrek op grond van artikel 64 Vw 2000 en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van verstrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, een Nigeriaanse vrouw geboren in 1978, heeft last van verschillende medische aandoeningen, waaronder hypertensie en intracraniële hypertensie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft haar aanvraag afgewezen, met als argument dat de noodzakelijke medische zorg in Nigeria beschikbaar is. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft de zaak op 19 september 2023 behandeld. Eiseres heeft betoogd dat de medische zorg in Nigeria niet toegankelijk is en dat er een reëel risico bestaat op een medische noodsituatie bij terugkeer. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde zorg niet beschikbaar of toegankelijk is. De rechtbank wijst erop dat het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft bevestigd dat de noodzakelijke zorg in Nigeria aanwezig is en dat de verklaringen van Amnesty International en Human Rights Watch niet voldoende zijn om de toegankelijkheid van de zorg te betwisten.

Daarnaast concludeert de rechtbank dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen twijfel bestond dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit meer is. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 25 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.12008 (beroep) en NL23.377 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kana).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Bij besluit van 4 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van uitstel van verstrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 [1] afgewezen. Bij besluit van 24 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het eerdere verzoek om een voorlopige voorziening is aangemerkt als ingediend hangende het beroep. [2]
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Als tolk is G. Neng verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1978 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiseres heeft last van hypertensie (verhoogde bloeddruk), intracraniële hypertensie (verhoogde druk
in het hersenvocht), hypercholesterolemie (verhoogd cholesterol gehalte in bloed) subklinische hypothyreoidie (licht verlaagd schildklierhormoon-bloedspiegel zonder klachten), OSAS (slaapapneusyndroom: nachtelijke ademhalingsstoornissen) en
psychische klachten en heeft daarom de aanvraag ingediend. Het BMA [3] heeft op verzoek van verweerder op 20 oktober 2022 een advies uitgebracht. Bij het uitblijven van een medische behandeling voor de verhoogde hersendruk en verhoogde bloeddruk wordt verwacht dat er een medische noodsituatie ontstaat.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan de afwijzing van dit verzoek het BMA-advies ten grondslag gelegd. Bij het uitblijven van de behandeling valt weliswaar een medische noodsituatie te verwachten, maar in het land van herkomst is de noodzakelijke behandeling aanwezig. Verder heeft verweerder overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de noodzakelijke medische zorg in het land van herkomst niet voor haar toegankelijk is.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres gaat er van uit dat de medische behandeling niet beschikbaar is, zodat er bij terugkeer een medische noodsituatie zal ontstaan. In dit verband verwijst zij naar de overgelegde verklaringen van Human Rights Watch en Amnesty International. Verder is de noodzakelijke medische behandeling in Nigeria voor haar feitelijk niet toegankelijk. Verder wijst eiseres naar de uitspraak [4] van de Afdeling van 3 november 2022 en stelt zich op het standpunt dat die zaak vergelijkbaar is met haar situatie. Tot slot is de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beschikbaarheid
5. Een advies van het BMA is volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [5] een deskundigenbericht aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Daartoe dient het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze te zijn opgesteld. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies.
5.1.
Het is de rechtbank niet gebleken dat het BMA-advies niet op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Verweerder mocht daarom bij de besluitvorming in beginsel van de juistheid van het advies uitgaan. Uit het BMA-advies volgt dat de noodzakelijk medische zorg voor eiseres beschikbaar is in Nigeria. De verklaringen van Amnesty International en Human Rights Watch maken het voorgaande niet anders. In de verklaringen worden namelijk zorgen geuit over de beschikbaarheid van zorg in het algemeen. Daaruit kan dan ook niet worden afgeleid dat de benodigde behandeling en medicatie voor eiseres niet beschikbaar is. Bovendien blijkt uit deze verklaringen niet, anders dan eiseres stelt, dat deze speciaal voor eiseres zijn opgesteld. Verder blijkt ook niet uit de brief van ANSWON dat de noodzakelijke medische zorg niet beschikbaar is.
Toegankelijkheid
6. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [6] blijkt dat de Afdeling uit het arrest Paposhvili heeft afgeleid dat het EHRM benadrukt dat de drempel onverminderd hoog blijft voor een beroep op artikel 3 van het EVRM in zaken die gaan over het uitzetten van ernstig zieke vreemdelingen. Daarnaast heeft de Afdeling uit het arrest afgeleid dat het aan een vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt. Als de vreemdeling dit bewijs heeft geleverd, mede in relatie tot de feitelijke toegankelijkheid tot de voor hem noodzakelijke medische behandeling, is het daarna aan de nationale autoriteiten van de uitzettende staat om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen. Dit betekent dat de vreemdeling moet aantonen wat de kosten zijn van de voor hem noodzakelijke behandeling in het land van herkomst. Verder moet de vreemdeling, als hij stelt dat deze behandeling om financiële of andere redenen voor hem feitelijk niet toegankelijk is, dat aannemelijk maken.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde behandeling niet toegankelijk is. Eiseres heeft om te beginnen de kosten van de benodigde behandeling of medicatie niet aangetoond. Ter zitting heeft eiseres een beroep gedaan op het ‘Medical Country of Origin Information report: Nigeria’. Los van het feit dat eiseres dit rapport eerder in de procedure had kunnen overleggen, worden in dit rapport van slechts drie van de zes medicijnen die eiseres nodig heeft een kostenoverzicht gegeven. Van de overige zorg die eiseres nodig zou hebben is niet aangetoond wat de kosten daarvan zouden zijn.
6.2.
Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg vanwege financiële redenen voor haar feitelijk niet toegankelijk zou zijn. De verwijzing ter zitting naar de website www.kostenlevensonderhoud.com kan niet bijdragen aan enige onderbouwing nu deze website niet geverifieerd is en niet blijkt hoe deze website aan zijn informatie komt. Voorts heeft eiseres niet met stukken onderbouwd dat zij vanwege haar medische situatie geen arbeid kan verrichten in Nigeria. De enkele stelling dat zij geen werkverleden heeft en laaggeschoold is kan niet tot die conclusie leiden. Verder heeft eiseres ook niet aannemelijk gemaakt dat er geen hulporganisaties zijn voor financiële steun of dat er voor haar geen sociaal vangnet is in Nigeria. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij niet met een zorgverzekering of overheidssteun (gedeeltelijk) kan worden tegemoetgekomen in de kosten van de noodzakelijke behandeling. Uit de door eiseres overgelegde brief van ANSWON blijkt dat zorgverzekering in Nigeria beschikbaar is. Dat eiseres hiervoor niet in aanmerking zou komen is niet aannemelijk gemaakt. De stelling van eiseres dat er geen reden is om aan te nemen dat de kosten van de behandeling in Nigeria lager zullen zijn dan in Nederland kan eiseres evenmin baten nu zij dit niet heeft onderbouwd.
6.3.
Eiseres stelt verder dat de noodzakelijke medische zorg voor haar feitelijk niet toegankelijk is in verband met de reisafstand tussen de zorginstellingen in Lagos en Abuja.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en acht daartoe van belang dat de behandellocaties voor de verhoogde hersendruk en verhoogde bloeddruk (de aandoeningen waar een medische noodsituatie wordt verwacht bij het uitblijven van de behandeling), zich beide (onder andere) in Abuja bevinden. Niet gebleken is dat Abuja voor eiseres niet toegankelijk is. Ook heeft eiseres niet onderbouwd dat in haar individuele situatie het niet mogelijk is om de beoogde medicijnen naar haar op te laten sturen. [7] Dat de behandeling voor de psychische klachten niet in Abuja verkrijgbaar is maakt het bovenstaande niet anders nu uit het BMA-rapport niet blijkt dat er ten aanzien van haar psychische klachten op korte termijn een medische noodsituatie zal ontstaan. De rechtbank overweegt voorts dat uit de bijlagen bij het BMA-rapport blijkt dat er voorbeelden van plaatsen waar zorginstellingen beschikbaar zijn worden genoemd en dat het hier dus niet gaat om een, anders dan eiseres stelt, uitputtende lijst met alle instellingen in het gehele land.
6.4.
Het beroep van eiseres op de uitspraak van 3 november 2022 slaagt evenmin aangezien de omstandigheden van de aangehaalde zaak en de zaak van eiseres zodanig van elkaar verschillen dat ze niet met elkaar te vergelijken zijn. In de aangehaalde zaak is in tegenstelling tot de zaak van eiseres wel aangetoond wat de kosten zijn voor de medische behandeling en is wel inzicht gegeven in de kosten van die behandeling in relatie tot het inkomen van de vreemdeling. Daarnaast verschillen de soort behandeling en de intensiteit van de behandeling van elkaar. In de aangehaalde zaak was de vreemdeling niet alleen afhankelijk van medicatie om een medische noodsituatie te voorkomen, maar ook van een nierdialyse die ten minste iedere 48 uur plaats moet vinden, terwijl in deze zaak eiseres medicatie moet innemen en elke 3 tot 6 maanden een controle dient te hebben bij een neuroloog en internist.
Hoorplicht
7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. Van het horen mag worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de inhoud van de gronden in het bezwaarschrift, mocht verweerder afzien van het horen van eiseres.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond.
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er niet langer sprake is van connexiteit. [8]
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Bureau Medische Advisering.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 3 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3134.
5.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6053.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:984.
7.Uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8034.
8.Op grond van artikel 8:81 van de Awb en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.