ECLI:NL:RBDHA:2023:21347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
NL23.10815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag van een Syrische moeder en haar kinderen met vluchtelingenstatus in Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres, een Syrische moeder, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 19 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze is door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet-ontvankelijk verklaard op grond van het feit dat zij al een vluchtelingenstatus heeft in Bulgarije. De rechtbank oordeelt dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat haar situatie in Bulgarije zo ernstig is dat dit niet het geval zou zijn. Hoewel de omstandigheden in Bulgarije moeilijk zijn, zijn deze niet zodanig dat er een reëel risico bestaat op schending van haar mensenrechten. De rechtbank benadrukt dat van eiseres een actieve houding mag worden verwacht om haar rechten als statushouder in Bulgarije te effectueren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de aanvraag af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10815

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseresV-nummer: [v-nummer 1] ,

geboren op [datum 1] 1991,
nationaliteit: Syrische.
En haar minderjarige kinderen:

[kind 1] ,

V-nummer: [v-nummer 2] ,
geboren op [datum 2] 2013,
nationaliteit: Syrische.

[kind 2] ,

V-nummer: [v-nummer 3] ,
geboren op [datum 3] 2016,
nationaliteit: Syrische.
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar asielaanvraag. Zij heeft op 19 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 31 maart 2023 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, O. Al Othman als tolk en de gemachtigde van verweerder.
1.3
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Op 25 mei 2023 heeft de rechtbank de zaak heropend in afwachting van uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze uitspraken zijn op 1 november 2023 [2] gedaan. Verweerder heeft vervolgens op 10 november 2023 in een brief aan de rechtbank laten weten wat dit volgens hem betekent voor deze zaak en verzocht het beroep te hervatten zonder nadere zitting te houden. De rechtbank heeft eiseres gevraagd om een reactie en of zij een nadere zitting wenst. Hierop heeft zij niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De rechtbank heeft daarom het onderzoek gesloten en doet zonder nadere zitting uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Voorgeschiedenis
2. Eiseres en haar kinderen hebben de Syrische nationaliteit. Zij hebben Syrië in 2022 verlaten en zijn via Turkije naar Bulgarije gereisd. Daar hebben zij op 4 april 2022 asiel aangevraagd.
2.1
Vervolgens zijn eiseres en haar kinderen doorgereisd naar Nederland waar zij op 19 september 2022 een asielaanvraag hebben ingediend.
2.2
Verweerder heeft een terugnameverzoek gedaan bij Bulgarije. Dit verzoek is afgewezen omdat eiseres en haar kinderen sinds 22 juni 2022 een vluchtelingenstatus hebben in Bulgarije. De Dublinverordening is daarom niet van toepassing. Verweerder heeft eiseres vervolgens opgenomen in de nationale procedure en haar opnieuw gehoord. Hierin heeft zij aangegeven weliswaar een vluchtelingenstatus te hebben in Bulgarije, maar daar niet naartoe terug te willen keren omdat zij daar geen huisvesting, geen onderwijs en geen financiële steun kreeg. Ook werden mensen snel boos op haar.
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw [3] , omdat eiseres al een vluchtelingenstatus heeft in Bulgarije en omdat is voldaan aan de voorwaarden uit artikel 3.106a van het Vb [4] . Hiertoe meent verweerder dat eiseres vanwege haar haar verblijfsvergunning een zodanige band heeft met Bulgarije dat het voor haar redelijk is om naar Bulgarije te gaan. Deze band is bovendien sterker dan de band met Nederland. Daar komt bij dat geen sprake is van tekortkomingen die een "bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid" bereiken waardoor ze onder artikel 4 van het EU Handvest - dat gelijkstaat aan artikel 3 van het EVRM [5] - vallen. Daarbij is van belang dat eiseres (met hulp) in haar levensonderhoud heeft kunnen voorzien en dat eiseres geen pogingen heeft ondernomen om haar situatie in Bulgarije te verbeteren. Eiseres heeft onvoldoende inspanningen verricht om hulp te vragen aan de autoriteiten bij het verkrijgen van werk, onderwijs en een woning. Ook heeft eiseres nooit gevraagd om financiële steun. Verder heeft eiseres niet onderbouwd dat zij geen identiteitsbewijs kan krijgen. Weliswaar blijkt uit de verklaringen dat de situatie moeilijk is, maar niet dat die zo slecht is dat kan worden gesproken van een schending van artikel 3 van het EVRM. Ook wijst verweerder op recente Afdelingsuitspraken waaruit blijkt dat ten aanzien van Bulgarije nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het feit dat eiseres een alleenstaande moeder met twee minderjarige kinderen is, is onvoldoende om te stellen dat sprake is van bijzondere kwetsbaarheid als bedoeld in het arrest Ibrahim [6] . Ook van alleenstaande ouders mag namelijk worden verwacht dat zij zich indien nodig tot de autoriteiten wenden om hun rechten als statushouders te effectueren.
Mag verweerder eiseres overdragen aan Bulgarije?
4. Eiseres stelt dat zij geen identiteitsbewijs zal kunnen krijgen omdat zij niet staat ingeschreven. Eiseres kan zich niet inschrijven omdat ze geen identiteitsbewijs heeft. Omdat zij niet staat ingeschreven, heeft eiseres ook geen toegang tot de sociale woningmarkt. Kortom, eiseres zal op straat komen te staan. Ook kan zij niet werken en integreren. Daarnaast kan verweerder ten aanzien van Bulgarije niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan vanwege de pushbacks en mensenrechtenschendingen. Dat statushouders hier wellicht niet mee te maken krijgen, maakt die conclusie niet anders.
4.1
De rechtbank overweegt als volgt. In beginsel mag verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit gaan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling heeft dit zeer recentelijk bevestigd in de hiervoor genoemde uitspraken van 1 november 2023. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar specifieke geval anders is.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hier niet in geslaagd. Uit de beschikbare informatie blijkt dat de algemene situatie voor statushouders die terugkeren naar Bulgarije, onverminderd moeilijk is. Uit die informatie blijkt dat zij daar tegen veel belemmeringen aanlopen wanneer zij de rechten die voortvloeien uit hun status willen effectueren en dat er geen integratievoorzieningen zijn waarop zij een beroep kunnen doen. Zoals de Afdeling in de uitspraken van 1 november 2023 ook heeft vastgesteld, verlenen de Bulgaarse autoriteiten geen ondersteuning bij integratievoorzieningen aan statushouders en statushouders lopen nog steeds het risico om in een catch-22-situatie terecht te komen. Dit neemt evenwel niet weg dat zij hulp kunnen krijgen van Non Gouvernementele Organisaties (NGO’s). De algemene omstandigheden in Bulgarije zijn niet zodanig dat statushouders structureel, op grote schaal en voor langere periodes het reële risico lopen dat zij geen toegang hebben tot fundamentele behoeften, zoals onderdak en eten. Van een reëel risico op schending van artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM is daarom geen sprake. Verweerder heeft bovendien niet ten onrechte gesteld dat van eiseres een actieve houding mag worden verwacht om haar rechten als statushouder in Bulgarije te effectueren. Dat eiseres dit heeft gedaan, is niet gebleken. Daar komt bij dat - zoals de Afdeling ook heeft overwogen - van een statushouder ook mag worden verwacht dat hij zich tot de (hogere) Bulgaarse autoriteiten wendt als hij problemen ondervindt bij het effectueren van zijn rechten als statushouders. Dat is voor eiseres niet anders. Niet is gebleken dat dit bij voorbaat zinloos is. De enkele stelling dat dit niet mogelijk is, is daartoe onvoldoende.
Conclusie en gevolgen
5. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Moes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL23.10816
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.ECLI:EU:C:2019:219.