ECLI:NL:RBDHA:2023:21266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.33451
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijke vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser, die stelt de Soedanese nationaliteit te hebben, betoogt dat chronische tekortkomingen in de opvang in Spanje ertoe leiden dat niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij verwijst naar het AIDA-rapport 2022 van de Spaanse Ombudsman en de inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Spanje wegens het onvolledig implementeren van de Opvangrichtlijn. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Spanje. De rechtbank wijst erop dat de hoogste bestuursrechter in eerdere uitspraken heeft bevestigd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is. Eiser heeft niet met concrete aanwijzingen aangetoond dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33451

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Sewnath),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk
ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Soedanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 2003. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat chronische tekortkomingen in de opvang in Spanje ertoe leiden dat niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. In Spanje is eiser slecht behandeld en gediscrimineerd door de plaatselijke autoriteiten. In dat kader verwijst eiser naar het AIDA-rapport [2] en een jaarverslag uit 2022 van de Spaanse Ombudsman. Daarnaast is van belang dat er ten aanzien van Spanje door de Europese Commissie een inbreukprocedure is gestart wegens het onvolledig of onjuist implementeren van de Opvangrichtlijn. Tot slot heeft het volgens eiser geen zin om bij de Spaanse autoriteiten een klacht in te dienen om de opvangsituatie te verbeteren, nu de problemen al jaren spelen en inmiddels zodanig zijn dat de Europese Commissie zich ermee bemoeit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun internationale verplichtingen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] of artikel 4 van het Handvest. [4]
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. De hoogste bestuursrechter heeft in een aantal recente uitspraken bevestigd dat er ten aanzien van Spanje nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [5] Hierbij is van belang dat de hoogste bestuursrechter het door eiser aangehaalde AIDA-rapport van april 2023 (update 2022) reeds heeft betrokken in de eerder genoemde uitspraak van 24 juli 2023. Bovendien heeft de hoogste bestuursrechter in deze uitspraak geoordeeld dat het AIDA-rapport van april 2023 (update 2022) geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 27 januari 2023 is betrokken. Uit de overgelegde informatie volgt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Hierbij is van belang dat Spanje met het gegeven claimakkoord garandeert dat eisers asielverzoek in behandeling zal worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld met toepassing van alle voor Spanje geldende Europese wet- en regelgeving.
5.2
Verder blijkt uit het persoonlijk relaas van eiser niet dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Spaanse asiel- en opvangsysteem en dat eiser door overdracht aan Spanje een reëel risico zal lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De enkele verwijzing naar het AIDA-rapport is hiertoe onvoldoende. Voor zover eiser stelt dat hij in Spanje gediscrimineerd is en slecht werd behandeld, ligt het op weg van eiser om zich in voorkomende gevallen bij de Spaanse autoriteiten dan wel de daartoe geëigende instanties te beklagen. Niet is gebleken dat dit voor eiser onmogelijk is.
5.3
Ten aanzien van het beroep van eiser op de inbreukprocedure tegen Spanje, overweegt de rechtbank als volgt. De Europese Commissie is in januari 2023 een inbreukprocedure gestart, omdat Spanje de Unierechtelijke opvangnormen niet goed heeft geïmplementeerd. De rechtbank oordeelt dat de enkele verwijzing naar deze procedure niet maakt dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Gewezen wordt op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 30 januari 2019, waar de Europese Commissie – anders dan in deze inbreukprocedure die zich nog in een pril stadium bevindt – al een voorstel bij de Europese Raad had ingediend. Ook toen was geen sprake van het uitzonderlijke geval dat het starten van een dergelijke procedure aanleiding gaf om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van
J. Dommerholt, griffier
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de
rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U
moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is
verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw
verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrechter (Awb).
2.AIDA-rapport,
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1268, van 8 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2231 en 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880.