ECLI:NL:RBDHA:2023:20836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39824
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en termijnoverschrijding in vreemdelingenrechtelijke zaak met zicht op uitzetting naar Tunesië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt, maar die in feite Tunesisch is. De maatregel van bewaring was op 4 augustus 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 20 december 2023 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, met een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 28 december 2023 zonder zitting te houden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er zicht is op uitzetting naar Tunesië binnen een redelijke termijn, ondanks de beweringen van eiser dat dit niet het geval zou zijn. Eiser heeft aangevoerd dat er termijnen zijn overschreden door zowel de verweerder als de rechtbank, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat deze overschrijding geen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de maatregel rechtmatig is en dat er geen nieuwe feiten zijn aangedragen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien de termijnoverschrijding in het belang van eiser was om zijn gronden in te dienen. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39824

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 augustus 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring op 20 december 2023 beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 28 december 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 augustus 2023. [2] Vervolgens zijn al eerder vervolgberoepen ingesteld. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 22 september 2023, van 6 november 2023 en 30 november 2023. [3] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep op 27 november 2023.
4. Eiser voert net als bij het vorige vervolgberoep aan dat zicht op uitzetting naar Tunesië binnen een redelijke termijn ontbreekt. Eiser heeft de Tunesische nationaliteit en niet de Marokkaanse. Desondanks is zowel bij de Marokkaanse als bij de Tunesische autoriteiten een verzoek tot afgifte van een laissez-passer voor eiser ingediend. Verder stelt eiser dat door zowel verweerder als de rechtbank termijnen zijn geschonden.
5. De rechtbank verwijst wederom naar haar uitspraak van 6 november 2023, rechtsoverweging 5. De rechtbank heeft in die uitspraak geoordeeld dat in zijn algemeenheid en ook in het geval van eiser sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië. Door eiser zijn geen feiten en omstandigheden aangedragen die op dit onderdeel tot een ander oordeel moeten leiden.
6. Ten aanzien van de termijnen van het vervolgberoep stelt de rechtbank vast dat verweerder binnen de door hem gegeven termijn inlichtingen heeft verschaft. Vervolgens is eiser in de gelegenheid gesteld te reageren binnen twee werkdagen. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank het vooronderzoek niet binnen een week heeft kunnen sluiten, zoals artikel 96, eerste lid, van de Vw voorschrijft. Teneinde eiser in de gelegenheid te stellen zijn gronden in te kunnen dienen heeft de rechtbank deze termijn overschreden.
7. Dit heeft verder geen gevolgen nu sprake is van een voortvarende beslissing
als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het EVRM, omdat de rechtbank uitgaat van een
periode van 21 dagen tussen het instellen van het beroep en de uitspraak bij een zaak van
geringe complexiteit. [4] Aangezien deze termijn niet is overschreden ziet de rechtbank geen
aanleiding om het voortduren van de maatregel van bewaring reeds hierom onrechtmatig te
achten. De rechtbank neemt hierbij verder in aanmerking dat zij uitspraak doet op het
vervolgberoep binnen een week nadat zij het vooronderzoek op grond van artikel 96, eerste
lid, van de Vw had moeten sluiten. [5] Dit betekent dat eiser als gevolg van de
termijnoverschrijding niet in zijn belangen is geschaad, temeer daar de termijnoverschrijding in het belang van eiser om zijn gronden in te dienen was ingegeven.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.ECLI:NL:RBDHA:2023:12662 en de hersteluitspraak van 24 augustus 2023,ECLI:NL:RBDHA:2023:12663.
4.EHRM 9 januari 2003, (JV 2003/129) (arrest Kadem).
5.Artikel 96, tweede lid, van de Vw.