In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanvullend terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring die aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling, zijn opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 augustus 2023 een aanvullend terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring heeft opgelegd aan eiser. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij het beroep tegen het terugkeerbesluit is geregistreerd onder zaaknummer NL23.22747 en het beroep tegen de maatregel van bewaring onder zaaknummer NL23.22438. Eiser heeft zich akkoord verklaard met een schriftelijke afdoening van het beroep en heeft op 8 augustus 2023 de gronden van beroep ingediend. De staatssecretaris heeft op 11 augustus 2023 een verweerschrift ingediend en op 15 augustus 2023 gereageerd op een verzoek van de rechtbank om aanvullende informatie.
De rechtbank heeft overwogen dat het aanvullend terugkeerbesluit voldoet aan de vereisten, ondanks dat zowel Marokko als Tunesië als mogelijke landen van terugkeer zijn genoemd. Eiser heeft geen identiteitsdocumenten en is niet eenduidig over zijn herkomst. De rechtbank heeft ook de gronden van de maatregel van bewaring beoordeeld en vastgesteld dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn om aan te nemen dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat verweerder niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit, maar heeft geoordeeld dat dit gebrek niet leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring, gezien de belangen die met de bewaring zijn gediend.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, het verzoek om schadevergoeding afgewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.