ECLI:NL:RBDHA:2023:20614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
SGR 23/2257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid op basis van WIA en medische rapportages

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 december 2023, is het beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uwv om haar een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard. Eiseres had zich arbeidsongeschikt gemeld vanwege psychische klachten en had een WIA-aanvraag ingediend. Het Uwv had haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 50,93% op de datum in geding, 8 september 2022. Eiseres betwistte deze beoordeling en voerde aan dat haar medische situatie onvoldoende was meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten mocht baseren op de rapporten van de verzekeringsartsen, die zorgvuldig tot stand waren gekomen en geen tegenstrijdigheden vertoonden. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe medische feiten waren die de eerdere beoordeling konden ondermijnen. Eiseres had geen aanvullende informatie over haar gezondheid op de datum in geding kunnen aanleveren die de conclusie van het Uwv zou kunnen betwisten. De rechtbank bevestigde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 50,93% op 8 september 2022 correct was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2257

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H. Oldenhof),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv eiseres een loongerelateerde WGA [1] -uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend vanaf 8 september 2022 (de datum in geding) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,93%.
Bij besluit van 14 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 12 april 2023 een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft bij brief van 9 november 2023 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en in aanwezigheid van haar dochter, [naam]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres was voor 39,77 uur per week werkzaam als huishoudelijke hulp/gastvrouw. Op 10 september 2020 heeft zij zich arbeidsongeschikt gemeld voor dit werk in verband met psychische klachten. Op 30 mei 2022 heeft zij de WIA-aanvraag ingediend.
2.1.
Primaire fase
Ter beoordeling van de eventuele aanspraak op een WIA-uitkering heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in een medisch onderzoeksverslag van de primaire verzekeringsarts van 28 juli 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 13 september 2022. De primaire verzekeringsarts heeft als diagnoses vermeld: een stemmingsstoornis en een posttraumatische stress stoornis (PTSS). De primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres ongeschikt is voor haar eigen werk en verminderde functionele mogelijkheden heeft als gevolg van ziekte of gebrek, overeenkomstig de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 juli 2022.
De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor de maatgevende arbeid. Vervolgens heeft hij functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 50,93%.
2.2.
Bezwaarfase
Bij het bestreden besluit heeft het Uwv bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 3 februari 2023 onder meer overwogen:
“(…) De primair beoordelend verzekeringsarts heeft uitgebreider belemmeringen aangenomen t.a.v. de psychische belastbaarheid in combinatie met een medische urenbeperking van 20 uur per week. Uit de rapportage volgt dat voldoende aandacht is besteed aan de psychische problematiek. Er is bij het opstellen van het belastbaarheidprofiel rekening gehouden met de beperkingen, zoals die konden worden geobjectiveerd. In de bezwaarfase komen geen nieuwe medische feiten of omstandigheden naar voren. Bij heroverweging van de beschikbare medische gegevens kan ik niet concluderen dat de belastbaarheid van belanghebbende onjuist is ingeschat.”De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige in de primaire fase.
Standpunten
3. Eiseres betoogt dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Volgens haar zijn de verzekeringsgeneeskundige rapportages waarop het bestreden besluit is gebaseerd, onvolledig omdat daarin onvoldoende rekening is gehouden met haar medische en psychische situatie. In beroep heeft eiseres nadere stukken overgelegd van het HagaZiekenhuis in Den Haag van 15 juli 2023, 20 september 2023, en 11 oktober 2023, alsmede een samenvatting van het medisch dossier van de KNO-afdeling, met bijlages, een verwijzing naar Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijk Dienstverlening voor doven en slechthorenden (GGMD) en diverse stukken in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uit het jaar 2023. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat zij geen nadere gronden heeft ingediend. Zij heeft toegelicht dat de aanvullende stukken zien op de huidige situatie van eiseres en dat haar klachten zijn verergerd. Volgens haar zijn de stukken ook relevant voor de datum in geding, omdat de aandoeningen er op dat moment al waren en het Uwv rekening had moeten houden met een verergering van de klachten.
4. Het Uwv handhaaft in beroep zijn eerder ingenomen standpunten. De door eiseres in beroep ingebrachte medische stukken dateren van na de datum in geding. Tot juni 2023 heeft eiseres geen aanvallen meer gehad. In de rapporten van de verzekeringsartsen wordt niet vermeld dat eiseres is gediagnosticeerd met de ziekte van Ménière, migraine of hardhorendheid. Dit is dus niet naar voren gebracht bij de verzekeringsartsen.
Beoordeling
5. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat eiseres voor 50,93% arbeidsongeschikt is op de datum in geding, te weten 8 september 2022. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Het Uwv mag zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, anamnese en onderzoek door de primaire verzekeringsarts waarvan de resultaten zijn neergelegd in een medisch onderzoeksverslag, dat wat tijdens de bezwaarprocedure aan bod is gekomen en informatie van de behandelend sector. Ook heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de bezwaargronden. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft daarmee op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
5.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de medische bevindingen en de conclusies van de verzekeringsartsen onjuist te achten. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres de afgelopen jaren zeer ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de ernst van de klachten van eiseres op 8 september 2022 is onderschat. Deze klachten zijn in het medisch onderzoek erkend en hebben geleid tot het opnemen van diverse beperkingen in de FML. Het is niet medisch objectief gebleken dat eiseres hiermee tekort is gedaan. Eiseres heeft geen aanvullende medische (en andere) informatie in het geding gebracht die ziet op 8 september 2022 op basis waarvan twijfel over de beoordeling van haar klachten door de verzekeringsartsen had kunnen ontstaan. [2]
5.4.
Ten aanzien van de door eiseres in beroep overlegde stukken overweegt de rechtbank dat deze stukken dateren van na 8 september 2022. Hieruit blijkt dat er bij eiseres sprake is van de ziekte van Ménière, van migraine en van chronische hoofdpijn. In de stukken van het HagaZiekenhuis is onder anamnese vermeld dat eiseres al bijna haar hele leven last heeft van de ziekte van Ménière, maar dat zij in de periode van 2012 tot juni 2023 aanvalsvrij is geweest. Sinds juni 2023 is er weer sprake van aanvallen en is er sprake van een achteruitgang in haar gehoor. Verder heeft zij al bijna haar hele leven last van migraine. De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat eiseres op 8 september 2022 geen klachten had die verband hielden met de ziekte van Ménière. Verder stelt de rechtbank vast dat bij de primaire verzekeringsarts en in de bezwaarfase door eiseres geen klachten naar voren zijn gebracht die verband hielden met migraine, chronische hoofdpijn of verminderd gehoor. Niet is gesteld of gebleken dat het hier gaat om niet onderkende diagnoses die achteraf bezien klachten verklaarden die bestonden op het moment van de verzekeringskundige beoordeling, zoals bedoeld in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 september 2021. [3] Aan de door eiseres in beroep overgelegde nadere stukken komt daarom in deze procedure geen betekenis toe.
De stelling van de gemachtigde van eiseres dat het Uwv ten tijde van de beoordeling al rekening had moeten houden met een verergering van de klachten, kan de rechtbank niet volgen. De dochter van eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij niet begrijpt waarom haar moeder geen volledige WIA-uitkering krijgt, omdat haar moeder momenteel helemaal niets kan. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres en haar dochter geconfronteerd worden met de gezondheidsproblemen van eiseres op dit moment, is bij de beoordeling van dit beroep van belang hoe de gezondheid van eiseres op 8 september 2022 was. Van de gestelde verslechtering van haar gezondheid kan eiseres melding maken bij het Uwv voor een herbeoordeling.
5.5.
Eisers heeft geen gronden aangevoerd die zien op de arbeidsdeskundige beoordeling. Uitgaande van de juistheid van de FML, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen dat de geduide functies geschikt zijn voor eiseres.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Uwv op juiste gronden de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 8 september 2022 heeft bepaald op 50,93%. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA dient de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is gebaseerd te worden op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 2. De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling
1. De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, bedoeld in de WAO, de Waz en de hoofdstukken 2 en 3 van de Wajong, de beoordeling van duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben als bedoeld in de hoofdstukken 1a, 2 en 3, van de Wajong, de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in de ZW en de beoordeling van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid of de mate van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, bedoeld in de Wet WIA, worden gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidsdeskundig onderzoek.
2 Van het arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien:
gedurende de periode waarin uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft;
indien uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene benutbare mogelijkheden heeft maar dat hij die mogelijkheden naar verwachting binnen drie maanden zal verliezen, en dit verlies in een verzekeringsgeneeskundig onderzoek wordt vastgesteld;
indien uit verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene benutbare mogelijkheden heeft maar dat hij wegens zijn terminale ziekte een zodanig slechte levensverwachting heeft dat hij die mogelijkheden naar verwachting binnen afzienbare termijn zal verliezen, en dit verlies in een verzekeringsgeneeskundig onderzoek wordt vastgesteld;
indien uit verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene zodanig wisselend belastbaar is voor arbeid dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft.
3 Indien uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft maar betrokkene die mogelijkheden naar verwachting na verloop van een periode wel zal hebben, vindt na verloop van die periode opnieuw een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaats.
4 Het wisselend belastbaar zijn voor arbeid, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, wordt ten minste drie maal in een verzekeringsgeneeskundig onderzoek vastgesteld.
5 Benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid zijn alleen dan niet aanwezig indien:
betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of in een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen die zorg verleent waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet langdurige zorg, met uitzondering van een inrichting waar geestelijk gestoorde delinquenten van overheidswege verpleegd worden;
betrokkene bedlegerig is;
betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is; of
betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.

Voetnoten

1.Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).
2.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0845.