ECLI:NL:RBDHA:2023:2042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
NL23.1001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van Italië voor asielverzoek van eiser in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A. Wildeboer, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser had op 10 januari 2023 een aanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Italië eerder had ingestemd met de overname van het asielverzoek van de eiser.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 februari 2023, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in Italië geregistreerd stond onder een bepaalde naam en geboortedatum, maar dat hij geen asiel had aangevraagd in Italië. De rechtbank heeft het standpunt van de staatssecretaris gevolgd dat de registratie in Italië zorgvuldig had plaatsgevonden, en dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om de juistheid van deze registratie te betwisten.

De eiser voerde aan dat de registratie van zijn geboortedatum in Italië onjuist was, omdat deze door anderen was opgegeven terwijl hij bewusteloos was. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de reisgenoten van de eiser niet voldoende waren om de registratie in twijfel te trekken. Daarnaast werd de Circular Letter van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022, waarin werd gevraagd om Dublinoverdrachten naar Italië op te schorten, niet als reden gezien om de verantwoordelijkheid van Italië voor de behandeling van het asielverzoek van de eiser te ontkennen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1001

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Suurmeijer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 19 januari 2023 heeft hij de gronden van beroep ingediend. Op 14 februari 2023 heeft eiser aanvullende stukken aan de rechtbank en verweerder doen toekomen.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.1002, op 17 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Uit onderzoek in Italië is gebleken dat eiser in Italië is geregistreerd onder de naam [naam] , geboren op [geboortedatum] , nationaliteit Eritrea. Op 10 april 2022 zijn de vingerafdrukken van eiser geregistreerd onder deze personalia. Eiser heeft geen asiel aangevraagd in Italië en heeft geen vergunning gekregen.
1.2
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). In dat artikel is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verweerder heeft op 25 juli 2022 de autoriteiten van Italië verzocht om het asielverzoek van eiser over te nemen. Op 21 september 2022 zijn de autoriteiten van Italië hiermee akkoord gegaan. Voor wat betreft de leeftijd van eiser heeft verweerder conform hoofdstuk C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) onderzoek gedaan in Italië. Uit dat onderzoek blijkt dat eiser in Italië een meerderjarige leeftijd heeft opgegeven, met als geboortedatum [geboortedatum]
Leeftijdsregistratie
2.1
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van de leeftijdsregistratie zoals die in Italië heeft plaatsgevonden. De opgave van zijn leeftijd in Italië is door anderen gedaan. Ter zitting heeft eiser nader toegelicht dat hij in bewusteloze toestand in Lampedusa, Italië, is aangekomen en pas bij bewustzijn kwam rond middernacht, volgend op de aankomst aan het einde van de middag van diezelfde dag. In de aanvullende gronden van 14 februari 2023 heeft eiser gewezen op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 13 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:1535).
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat er vanuit mag worden gegaan dat de registratie van een geboortedatum in een andere lidstaat zorgvuldig plaatsvindt. Ten aanzien van de verklaring van eiser dat reisgenoten van hem zijn geboortedatum hebben opgegeven, omdat hij hiertoe niet in staat was, heeft verweerder aangegeven dat eiser niet wordt gevolgd, omdat de verklaringen niet afkomstig zijn van een objectief, verifieerbare bron. Ook kan de door eiser overgelegde doopakte niet gelden als authentiek en identificerend document in de zin van paragraaf C1/4.3 van de Vc 2000, omdat deze niet is afgegeven door de Eritrese autoriteiten en niet is voorzien van een pasfoto.
2.3
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder. Daartoe overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3147), 26 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2659), 4 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1184) en 27 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:653) dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uit mag gaan dat de registraties in de andere lidstaten zorgvuldig hebben plaatsgevonden. Een vreemdeling kan concrete aanknopingspunten aanvoeren om de juistheid van de registratie in een andere lidstaat te weerleggen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de enkele en niet onderbouwde stelling van eiser dat zijn reisgenoten een onjuiste geboortedatum hebben opgegeven omdat hij bewusteloos was, geen concreet aanknopingspunt vormt om de juistheid van registratie in Italië te weerleggen. Daartoe betrekt de rechtbank dat uit de door eiser overgelegde verklaringen van zijn reisgenoten alleen blijkt dat zij hebben verklaard dat zij hebben gezien dat eiser benzine over zijn lichaam kreeg en dat eiser het bewustzijn verloren had. De reisgenoten hebben niet verklaard dat zij de geboortedatum van eiser bij de Italiaanse autoriteiten hebben opgegeven. Verder heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de door eiser overgelegde doopakte niet geldt als authentiek en identificerend document, zodat ook dit document geen concreet aanknopingspunt vormt om de juistheid van registratie in Italië te weerleggen. De beroepsgrond van eiser treft geen doel.
2.4
Voor zover eiser een beroep doet op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 13 februari 2023 overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft aangegeven dat en waarom de door AVIM en de IND verrichtte schouwen in zijn geval niet inzichtelijk en begrijpelijk zijn, zodat de beroepsgrond van eiser geen doel treft. De enkele stelling van eiser ter zitting dat zowel de AVIM als de IND een adamsappel en baardgroei hebben geconstateerd, maar beide schouwen tot verschillende conclusies hebben geleid, maakt dat niet anders.
Circular Letter van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022
3.1
Eiser voert verder aan dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In de Circular Letter van de Italiaanse
autoriteiten van 5 december 2022 is aan de lidstaten van de Europese Unie gevraagd om
Dublinoverdrachten naar Italië op te schorten.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden is het asielverzoek van eiser op dit moment aan zich te trekken. Hoewel uit de Circular Letter blijkt dat Italië tijdelijk geen overdrachten accepteert, doet dit niet af aan de verantwoordelijkheid van Italië om het asielverzoek van eiser te behandelen. Bovendien volgt uit het systeem van de Dublinverordening dat, als door welk beletsel dan ook de termijn voor overdracht niet wordt gehaald, de verzoekende lidstaat het asielverzoek aan zich zal moeten trekken. De periode waarin eiser in onzekerheid verkeert over welke lidstaat verantwoordelijk is voor zijn asielverzoek is daardoor beperkt.
4.1
Het beroep is ongegrond.
4.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier. De uitspraak is gedaan op 21 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.