ECLI:NL:RBDHA:2023:20313
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Turkse zelfstandige, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 oktober 2021, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 21 november 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 10 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris van eiser mag verlangen dat hij een gedegen markt- en concurrentieanalyse overlegt, wat niet is gebeurd. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan beschikken over bepaalde documenten en dat de staatssecretaris niet van hem kan verwachten dat hij deze overlegt. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat het ondernemingsplan van eiser niet voldoet aan de documentatievereisten, omdat het geen gedegen analyse bevat. De rechtbank wijst ook het argument van eiser af dat de hoorplicht is geschonden, omdat verweerder voldoende heeft aangegeven welke stukken ontbraken en eiser deze niet heeft overgelegd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.